Connectiviteit
Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt bewerken, opent u een van de
groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is
met
.
Volg de instructies van de serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Naam toegangspunt
●
serviceprovider.
Gebruikersnaam
●
gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.
Wachtwoord vragen
●
een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet in het
apparaat wilt opslaan.
Wachtwoord
●
gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.
Verificatie
— Selecteer
●
worden verzonden of selecteer
gecodeerd moet worden verzonden.
Homepage
— Voer het internetadres of het adres van de
●
multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het toegangspunt dat u instelt.
Toegangspunt gebruiken
●
apparaat om bevestiging vraagt voordat de verbinding via dit toegangspunt
wordt gemaakt, of
verbindt door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.
Selecteer
Opties
Netwerktype
●
gegevens naar en van uw apparaat. De overige instellingen zijn afhankelijk van
het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon
●
DNS-adressen
●
servers in (indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen
contact op met uw internetprovider.
Proxyserveradres
●
124
— U krijgt de naam van het toegangspunt van de
— De gebruikersnaam kan nodig zijn bij het maken van een
— Selecteer
— Een wachtwoord kan nodig zijn bij het maken van een
Beveiligd
Normaal
— Selecteer
Automatisch
Geavanc. instellingen
>
— Selecteer het internetprotocoltype voor het overbrengen van
(alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van het apparaat in.
— Voer de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-
— Voer het adres van de proxyserver in.
Ja
als u bij aanmelding op de server telkens
als uw wachtwoord altijd gecodeerd moet
als uw wachtwoord indien mogelijk
Na bevestiging
als u wilt dat het apparaat met de bestemming
en kies een van de volgende opties:
© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
als u wilt dat het