3
Druk op E.
tMemo
• U kunt een andere scènestand kiezen met
het bedieningspaneel of het menu A1.
Vervagingscontrole
1
Zet de functiekiezer op U.
2
Gebruik V om het niveau
van vervaging te wijzigen.
Controleer het wazigheidseffect
in de opname door deze te
bekijken in de weergavestand.
uVoorzichtig
• Vervagingscontrole is alleen beschikbaar wanneer een AF-
objectief wordt gebruikt. (p.92)
• Beweeg de camera niet tijdens het maken van de opname.
• Sommige functies kunnen in deze stand niet worden gebruikt.
(p.89)
• Het wazigheidseffect is in de volgende situaties en bij
de volgende onderwerpen misschien minder goed dan
verwacht:
• Indien het contrast over het geheel gezien laag is
• Bij fonteinen en andere voorwerpen die constant van kleur
of vorm veranderen
• Bewegende onderwerpen
• Kleine onderwerpen
• Onderwerpen aan de rand van het scherm
• Scènes met tegenlicht
• Bij gebruik van een speciaal filter
• Verafgelegen onderwerpen
1/
1/
2000 F2.8
2000
F2.8
1600
1600
37 37
3
39