De basis kan zowel in lengterichting als in dwarsrichting worden ge-
monteerd. In de volgende afbeeldingen zijn de plaatsen van de monta-
gegaten aangegeven:
Afbeeldingen 5 – Plaatsen van montagegaten (onderaanzicht)
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling van het systeem moet de horizon-
tale stand gecontroleerd worden met een laserwaterpas of een soort-
gelijk apparaat. De vlakheid mag niet meer dan 5 mm zijn voor syste-
men tot 7 m lang.
Om op de plaats van installatie de beste prestaties te verzekeren, moeten
de volgende voorzorgsmaatregelen en aanwijzingen worden nageleefd:
Vermijd recirculatie van de luchtstroom;
■
Zorg ervoor dat er geen obstakels zijn die de luchtstroom belem-
■
meren;
Zorg voor een sterke en robuuste fundering om lawaai en trillingen
■
te beperken;
Installeer de groep niet in een zeer stoffige omgeving om vervuiling
■
van de condensorwikkelingen te beperken.
4.4. Minimum vereiste ruimte
Het is van fundamenteel belang dat de minimale afstanden op alle sys-
temen worden nageleefd, om een optimale ventilatie naar de conden-
sorpijpen te verzekeren.
Bij het beslissen van de plaats van het systeem en om een goede lucht-
stroom te verzekeren, moeten de volgende factoren in overweging
worden genomen:
vermijd de recirculatie van warme lucht;
■
voorkom onvoldoende luchttoevoer naar de luchtgekoelde con-
■
densor.
Beide omstandigheden kunnen een verhoging van de condensatiedruk
veroorzaken, wat leidt tot een vermindering van de energie-efficiëntie
en het koelvermogen.
Alle zijden van het systeem moeten na de installatie bereikbaar zijn voor
het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en de verticale luchtaf-
voer mag niet belemmerd worden. De onderstaande afbeelding toont
de minimaal vereiste afstanden.
Afbeeldingen 6 – DUAL-systeem:
EWYT~CZ / EWAT~CZ
Waarbij:
A
: Zijde schakelkast
B/D
: Zijaanzicht van de accu
C
: Vooraanzicht van de accu
: Inlaat
Als de machine in een open ruimte wordt geïnstalleerd, zijn de
aangegeven afstanden:
A/B/C/D ≥ 500 mm
Bij aanwezigheid van obstakels of muren worden de volgende minima-
le afstanden aanbevolen:
h2 > 0 → A ≥ A + h2
h1 > 0 → C ≥ C + h1
Als twee systemen naast elkaar in de richting van hun langere zijden, A
en C, worden geïnstalleerd, is de minimaal aanbevolen afstand tussen
deze systemen 1000 mm; als twee eenheden naast elkaar in de richting
hun kortere zijden, de zijden B en D, worden geïnstalleerd, moet de mi-
nimale afstand tussen deze systemen 500 mm zijn. Als het systeem
wordt geïnstalleerd zonder de aanbevolen minimale afstanden tot mu-
ren en/of verticale obstakels in acht te nemen, kan een combinatie van
warme luchtrecirculatie en/of onvoldoende toevoer naar de luchtge-
koelde condensor optreden, wat kan leiden tot een vermindering van
vermogen en efficiëntie.
In ieder geval kan het systeem zich door middel van de microprocessor
aanpassen aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden en onder alle om-
standigheden het maximaal beschikbare vermogen leveren, ook wan-
neer de zijdelingse afstanden minder zijn dan aanbevolen, tenzij de be-
drijfsomstandigheden van invloed zijn op de veiligheid van het
personeel of de betrouwbaarheid van het systeem.
2
2
D-EIMHP01405-21_02NL
9