5. eLeKtRIsChe InstaLLatIe
5.1. Algemene specificaties
Verwijs naar het specifieke schakelschema van het door u aangekoch-
te systeem. Als het schakelschema niet op het systeem staat aangege-
ven of verloren raakt, neem dan contact op met de vertegenwoordiger
van de fabrikant voor het aanvragen van een kopie.
Neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant bij afwij-
kingen tussen het elektrische schema en het paneel/ elektrische ka-
bels.
Alle elektrische aansluitingen op de groep moeten worden
uitgevoerd in overeenstemming met de geldende wetten
en normen.
Alle werkzaamheden voor installatie, bediening en
onderhoud moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel.
Er is risico op een elektrische schok en verbranding.
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren bij de
beoogde omgevingstemperatuur. Voor zeer hete/koude omgevingen
(zie 4.11, "Werkingslimieten"worden aanvullende maatregelen aanbe-
volen (neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant).
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren wan-
neer de relatieve vochtigheid niet hoger is dan 50% bij een maximale
temperatuur van +40°C. Een hogere relatieve vochtigheid is toege-
staan bij lagere temperaturen (bijv. 90% bij 20°C).
5.2. Elektrische aansluitingen
Zorg voor een elektriciteitsnet waarop het systeem kan worden aange-
sloten. De aansluiting moet gebeuren met koperen kabels met een
doorsnede die geschikt is voor de absorptiewaarden en volgens de
huidige elektrische normen.
Daikin Applied Europe S.p.A. weigert alle aansprakelijkheid voor een
onjuist uitgevoerde elektrische aansluiting.
De aansluitingen op de aansluitklemmen moeten gebeuren
met koperen aansluitklemmen en kabels: anders kan er op
de aansluitpunten oververhitting of corrosie optreden en
dus risico op beschadiging van het systeem. De elektrische
aansluiting moet, volgens de van kracht zijnde regelgeving,
worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Er
bestaat gevaar op elektrische schokken.
De stroomvoorziening voor het systeem moet zo worden opgezet dat,
door middel van een hoofdschakelaar, in- en uitschakelen mogelijk is
op een onafhankelijk manier van de stroomvoorziening van andere sys-
teemonderdelen en andere apparatuur in het algemeen.
Bij de elektrische aansluiting van het paneel moet de correcte fasevolg-
orde in acht worden genomen. Verwijs naar het specifieke schakel-
schema van het door u aangekochte systeem. Neem in geval van ver-
schillen tussen het schakelschema en het schakelbord/de kabels
contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant.
Pas op de aansluitklemmen van de hoofdschakelaar geen
torsie, spanning of gewicht toe. De kabels van de
stroomvoorziening moeten door geschikte systemen
ondersteund worden.
Om interferenties te vermijden, moeten alle stuurdraden gescheiden
van de elektrische kabels worden aangesloten. Hiervoor moeten ver-
schillende elektrische kabelgoten gebruikt worden.
De beveiligingsvoorzieningen van de stroomvoorziening moeten ont-
worpen worden op basis van de hierboven vermelde waarden. Op elke
fase moet een zekering aanwezig zijn en, indien voorgeschreven door
de nationale wetgeving van het land van installatie, een aardlekdetector.
EWYT~CZ / EWAT~CZ
Controleer,
voorafgaand
werkzaamheden voor elektrische aansluiting van de motor
en/of de ventilatoren van de compressor, of het systeem is
uitgeschakeld en de hoofdschakelaar van het systeem op
uit staat. Niet-naleving van dit voorschrift kan resulteren in
ernstig persoonlijk letsel.
5.3. Eisen voor kabels
De op de stroomonderbreker aangesloten kabels moeten voldoen aan
de isolatieafstand in de lucht en de oppervlakte-isolatieafstand tussen
de actieve geleiders en de massa, in overeenstemming met IEC 614391
tabel 1 en 2, en de plaatselijke nationale wetgeving.
De kabels aangesloten op de hoofdschakelaar moeten naar de voorge-
schreven aanhaalmomenten worden aangescherpt met een sleutel, op
basis van de kwaliteit van de gebruikte schroeven, sluitringen en moe-
ren.
Sluit de aardleiding (geel/groen) aan op de PE-aardingsklem.
De equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) moet een door-
snede hebben zoals aangegeven in tabel 1 van EN 602041 punt 5.2,
hieronder aangegeven.
In elk geval moet de equipotentiale beschermingsgeleider (aardgelei-
der) een doorsnede van ten minste 10mm² hebben, in overeenstem-
ming met punt 8.2.8 van dezelfde norm.
Doorsnede van de koperen fasegeleiders
voor voeding van de apparatuur
S [mm²]
S ≤ 16
16 < S ≤ 35
S > 35
Tabel 8 – Tabel 1 van EN602041 punt 5.2
5.3.1. Maximale kabelafmeting
Maximale kabelafmeting die fysiek kan worden aangesloten op de
hoofdschakelaar van het apparaat.
Max.
kabeldoorsnede
[mm^2]
Model
STD-configuratie
EWAT/EWYT016CZ(N/P/H)-A1
EWAT/EWYT021CZ(N/P/H)-A1
EWAT/EWYT025CZ(N/P/H)-A1
EWAT/EWYT032CZ(N/P/H)-A1
EWAT/EWYT040CZ(N/P/H)-A1
EWAT/EWYT040CZ(N/P/H)-A2
EWAT/EWYT050CZ(N/P/H)-A2
EWAT/EWYT064CZ(N/P/H)-A2
EWAT/EWYT090CZ(N/P/H)-A2
5.3.2. Vereisten veiligheidsvoorzieningen
De stroomvoorziening moet worden beschermd met een aardlekscha-
kelaar, zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
De hoofdschakelaar en de zekeringen kunnen worden toegevoegd in
overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.
De keuze en de maat van de bedrading moeten worden uitgevoerd in
overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en de maximale
stroom voor het apparaat.
aan
het
uitvoeren
Minimum cross-section of the external
copper protection conductor
Sp [mm²]
S
16
S/2
Max.
Model
kabeldoorsnede
[A]
[mm^2]
Kit voor hoge omgevings-
temperaturen OP.192
16
63
16
16
63
16
16
63
16
16
63
50
16
63
50
50
80
50
50
80
50
50
100
70
70
125
70
D-EIMHP01405-21_02NL
van
Model
[A]
63
63
63
100
100
80
80
125
125
17