Ip-Adres; De Netwerkadressen Invoeren; Externe Retoursensor - alpha innotec LUXTRONIK Installatie- En Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails
Zie ook voor LUXTRONIK:
- Installatie- en gebruikershandleiding (60 pagina's) ,
- Installatie- en gebruikershandleiding (48 pagina's) ,
- Installatie- en gebruikershandleiding (32 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
IP-ADRES
Indien de warmtepompen via een router zijn verbonden, moet op
elke warmtepomp de DHCP-optie "Uit" worden ingesteld.
Deel 1 van de gebruiksaanwijzing voor de verwarmings- en
warmtepompregelaar, programma-onderdeel "Service", sec-
tie "Systeemaansturing / Webserver"
De netwerkadressen van de warmtepompen moeten handmatig
worden ingevoerd. De IP-adressen van de warmtepompen moeten
verschillend zijn, maar de data voor subnetmasker, broadcast, ga-
teway, DNS1 en DNS2 moeten overeenkomen.
De netwerkadressen invoeren
Voorbeeld
Netwerkinstelling voor de master:
IP
IP-adres van de master
Subnetmasken
IP-adres moet identiek zijn voor alle
warmtepompen
Broadcast
IP-adres moet identiek zijn voor alle
warmtepompen
Gateway
IP-adres moet identiek zijn voor alle
warmtepompen
DNS 1
IP-adres moet identiek zijn voor alle
warmtepompen
DNS 2
IP-adres moet identiek zijn voor alle
warmtepompen
Scroll helemaal naar beneden in het display.
Sla de instellingen.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83055400kNL – 2.1 | ait-deutschland GmbH
Netwerkinstelling voor de slave 1:
IP
IP-adres van de slave 1. De eerste
drie cijferblokken (hier: 192.168.002)
moeten overeenstemmen met de
eerste drie cijferblokken van de master.
Het vierde cijferblok (hier: 011) moet
voor verschillende warmtepompen
verschillend zijn.
Bij een installatie met 2 of 3 slaves
moeten de laatste drie cijfers van het
IP-adres eveneens eenduidig (van
elkaar verschillend) worden ingesteld.
AANWIJZING
De eerste drie cijferblokken van de IP-adresse moeten in
ieder geval identiek zijn (zoals in het afgebeelde voor-
beeld: 192.168.002). Het vierde cijferblok moet voor ver-
schillende warmtepompen in ieder geval verschillend zijn
(in het afgebeelde voorbeeld: 010 voor master, 011 voor
slave 1).
Scroll helemaal naar beneden in het display.
Sla de instellingen.
EXTERNE RETOURSENSOR
Normaal gesproken heeft een parallelbedrijf één enkel buffervat
voor alle warmtepompen. Dan moet de externe retoursensor in
dit buffervat zitten en met de master worden verbonden.
pagina 10, "Externe retourtemperatuurvoeler"
47
Advertenties
Inhoudsopgave
