VOORZICHTIG
De turbocompressor kan ernstig beschadigd raken bij het uitschake-
len van een hete motor als deze niet 3 tot 5 minuten stationair heeft
gedraaid.
4. Laat de turbocompressor van de motor afkoelen om een zo laag mogelijke
turbosnelheid te krijgen voordat de motor wordt gestopt. Laat bij een lage
tot middelmatige temperatuur van de motorkoelvloeistof de motor gedu-
rende 3 minuten zo laag mogelijk stationair draaien voordat u de contactl-
seutel op UIT zet. Laat bij een hoge motortemperatuur de motor minstens
5 minuten zo laag mogelijk stationair draaien voordat u de contactsleutel op
UIT zet.
Automatische uitschakelprocedures
OPMERKING: Als er een waarschuwingslampje gaat branden om reductie
aan te geven, dient de bestuurder de heftruck lichter te belasten. Hierdoor
wordt volledige uitschakeling zo ver mogelijk voorkomen.
Koelvloeistoftemperatuur
Als de koelvloeistoftemperatuur 107 °C (225 °F) bereikt, begint de koppel-
reductie.
De motor schakelt uit als de temperatuur van de koelvloeistof gedurende 30
seconden of langer gelijk aan of hoger is dan 114 °C (237 °F).
Temperatuur van het inlaatspruitstuk
Als de temperatuur van het inlaatspruitstuk 94 °C (201 °F) bereikt, begint
de koppelreductie.
www.duma-rent.com
De motor schakelt uit als de temperatuur van het inlaatspruitstuk gedurende
30 seconden of langer gelijk is aan of groter dan 114 °C (237 °F).
Motoroliedruk
De motor schakelt na vijf minuten uit als de motoroliedruk gedurende 10
seconden onder de ondergrens komt. Voordat de motor wordt uitgeschakeld
vindt er ontheffing plaats.
Uitschakeling van de motor bij lege stoel
(optioneel)
De motor wordt uitgeschakeld als de bestuurder gedurende een bepaalde
tijd niet op de stoel zit. Deze tijd is in de fabriek ingesteld op 15 minuten en
kan door de dealer worden ingesteld op een tijd tussen 5 en 15 minuten. Als
u de motor opnieuw wilt starten, draai de contactschakelaar naar UIT en
volg de normale procedures voor starten.
Bestuurdersaanwezigheidssysteem (OPS)
De heftrucks die in deze handleiding worden besproken, zijn voorzien van
een Bestuurdersaanwezigheidssysteem (OPS). Sommige heftrucks zijn uit-
gerust met een optioneel bestuurdersaanwezigheidssysteem waardoor de
heftruck niet kan rijden en de hydraulische mastfuncties niet kunnen worden
bediend tenzij de bestuurder op de bestuurdersstoel zit en de veiligheids-
gordel is bevestigd.
Het OPS heeft een elektrische schakelaar in de stoel die voelt of de bestuur-
der aanwezig is. Als de bestuurder op de stoel zit, kan de transmissie wor-
den ingeschakeld en kunnen de hydraulische functies worden gebruikt. Als
de bestuurder niet aanwezig is, wordt de transmissie uitgeschakeld en kun-
nen de hydraulische mastfuncties niet worden gebruikt. Het OPS is
Bedieningsprocedures
67