Oppompen van een band
WAARSCHUWING
Pomp banden alleen in een veiligheidskooi op. Deze kooi dient telkens
voor gebruik op beschadigingen te worden gecontroleerd. Gebruik bij
het oppompen van de banden een klembus op het ventiel van de bin-
nenband. Zorg ervoor dat de luchtslang lang genoeg is, zodat degene
die de band oppompt tijdens het oppompen van de band uit de buurt
van de kooi kan gaan staan.
Ga NIET in de buurt van de veiligheidskooi staan of zitten. Probeer
NOOIT de zijring en/of sluitring met een hamer op de plaats te tikken
als de bandenspanning hoger is dan 20 kPa (2,9 psi).
1. Zet de band in een veiligheidskooi. Zie Figuur 30.
2. Pomp de band tot een spanning van 20 kPa (2,9 psi) op.
3. Controleer nogmaals of alle onderdelen van het wiel op de juiste wijze
zijn gemonteerd en goed op hun plaats zitten. Geeft een lichte tik tegen de
zijring en/of sluitring om te controleren of deze goed zit.
4. Als de montage correct is uitgevoerd, kunt u de band oppompen. De juiste
bandenspanning is te vinden op de naamplaat.
5. Controleer nogmaals of alle onderdelen van het wiel op de juiste wijze
zijn gemonteerd en goed op hun plaats zitten. Laat als de montage NIET op
de juiste wijze is gebeurd de band helemaal leeglopen. Verwijder het bin-
nenventiel, zodat u er zeker van kunt zijn dat er geen lucht meer in de band
is en breng vervolgens de noodzakelijke correcties aan. Bij de juiste ban-
denspanning is de speling aan de uiteinden van de zijring en/of de sluitring
2.5 tot 6.5 mm (0.098 tot 0.255 in.).
www.duma-rent.com
Figuur 30. Oppompen van een band
Montage van de wielen
VOORZICHTIG
Controleer alle wielmoeren na 2 tot 5 bedieningsuren: bij nieuwe hef-
trucks die voor het eerste worden gebruikt en bij alle heftrucks wan-
neer de wielen verwijderd en weer opnieuw gemonteerd zijn geweest.
Draai de moeren in een kruispatroon aan tot het juiste aanhaalmoment,
zoals aangegeven in Figuur 31. Blijken de moeren dan na 8 uur nog
precies even vast te zitten, dan kan verder om de 250 uur worden
gecontroleerd.
Onderhoud
137