INSTALLATIE
Als er thermostatische kranen worden gebruikt, dan mogen
niet alle radiatoren ermee worden uitgerust. Ze mogen alleen in
lokalen geplaatst worden waaraan veel warmte wordt toegevoerd
en nooit in het lokaal waar de kamerthermostaat zich bevindt.
• Bij een oude installatie moeten de radiatorkringen in elk geval
gespoeld worden vooraleer de nieuwe ketel te installeren.
• Als de verwarmingsketel niet onmiddellijk geplaatst wordt,
bescherm dan de verschillende aansluitingen om te vermijden
dat gips en verf de dichtheid van de latere aansluiting in het
gedrang brengen.
6.3
Afmetingen
3 6 1
8 9 0
4 7 0
6.4
Montage
• Vergewis u ervan dat de materialen die u gebruikt voor de
verwezenlijking van de installatie verenigbaar zijn met die van
het toestel.
• Bepaal de plaats van de montage. We verwijzen hiervoor naar
het hoofdstuk "Plaats van het toestel".
De mechanische karakteristieken van de pluggen moeten
overeenkomen met de gegeven waarden op de tekening
hieronder. (Zie hoofdstuk "Technische kenmerken" aan het eind
van de handleiding).
- 10 -
=
=
5 6 1
55
55
• Boor de gaten voor de bevestigingsschroeven volgens het
boorsjabloon dat met het toestel is meegeleverd.
Plaatsing van de aanslagen
Legende
1
Ketel
2
Aanslag
• Breng de aanslagen aan op de staanders van de ketel.
=320=
Ø105
0
=276=
57.5
57.5
1
2
0020105217_06 - 09/12 - Bulex