7.2.4.2.1 Montagevoorschriften
Voor voorbereidende en afsluitende werkzaamheden, zie resp. "Voorbereidingen
ten behoeve van de montage" en "Eindcontrole en inbedrijfstelling".
Draai de vier zeskant bouten (fig. 10.57H) van de voorplaat enkele slagen los.
Trek de voorplaat (fig. 10.57I) naar voren totdat er voldoende ruimte tussen de
voorplaat en de achterplaat ontstaat.
Monteer de sleutelvergrendeling (fig. 10.57A) met behulp van de cilindrische
schroeven (fig. 10.57B), de contactborgringen (fig. 10.57C) en de zelfborgende
zeskant moeren (fig. 10.57D) op de achterzijde van de voorplaat.
Bevestig het voorgemonteerde verlengstuk (fig. 10.57E) met behulp van de cilindrische
schroef (fig. 10.57F) en de contactborgring (fig. 10.57G) op het uiteinde van de
vergrendelas (fig. 10.57J).
De afgeronde zijde van de grendel (fig. 10.57K) moet het verlengstuk –via de
cilindrische schroef (fig. 10.57L)- heen en weer kunnen bewegen, ter
vergrendeling en ontgrendeling van de lastscheidingsschakelaar.
Fixeer de voorplaat met behulp van de vier zeskant bouten.
DW604112
7-27