XVII. Probleemoplossing voor de 1700-serie
veiligheidskleppen
Probleem
A. Bovenste ring te hoog
geplaatst.
B. Onbekend materiaal tussen
Geen werking,
schijfhouder en geleider.
de klep
produceert niet
de volledige lift.
C
Overlapkraag te laag afgesteld.
A. Onderste ring te laag.
Pruttelen
B. Trillingen stoomleiding.
A. Beschadigde zitting.
Klep lekt en/of
B. Verkeerde onderdelenuitlijning.
klep vertoont
onregelmatige
'pop'-effecten.
C. Werking te dicht bij ingestelde
druk.
D. Afvoerpijp vastgelopen op
uitlaat.
A. Onderste ring te hoog.
Ophanging of
klep sluit niet
B. Onbekend materiaal.
volledig.
C. Onjuiste vrije ruimte schijf/
geleider.
A. Bovenste ring te laag.
B. Afvoerdruk te hoog.
Overmatige
afblaas
C. Overlapkraag te hoog.
A. Bovenste ring veel te hoog.
B. Overlapkraag veel te laag.
Klapperen of
korte afblaas
C. Drukval inlaatleiding te hoog.
Auteursrecht 2023 Baker Hughes Company. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijke oorzaak
Instructiehandleiding voor de Consolidated 1700-serie Maxiflow-veiligheidskleppen | 47
Corrigerende actie
A. Verhoog de afblaas zoals uiteengezet in
hoofdstuk XVI.A3.5.
B. Demonteer de klep en corrigeer iedere afwijking
zoals uiteengezet in hoofdstuk XII. Inspecteer
het systeem op reinheid.
C. Stel de begininstelling opnieuw in
overeenkomstig hoofdstuk XV.B.24, beweeg
vervolgens de overlapkraag een of twee
inkepingen van rechts naar links en voer de test
opnieuw uit. Voer opnieuw een extra afstelling
uit als dit nodig is.
A. Stel af overeenkomstig hoofdstuk XVI.A3.2.
B. Onderzoek en corrigeer de oorzaak.
A. Demonteer de klep, lep de zittingoppervlakken,
vervang de schijf indien nodig, zoals
uiteengezet in hoofdstuk XII.B.
B. Demonteer de klep, inspecteer het
contactgebied van
de schijf en spuitmond, onderste veerring of
spindel, compressieschroef, rechtheid spindel
enz.
C. Demonteer de klep en controleer de schijf.
D. Corrigeer de oorzaak van het vastlopen.
A. Beweeg de onderste ring één inkeping naar
links per afstelling tot het probleem verholpen is.
B. Demonteer de klep en corrigeer iedere
afwijkende situatie. Inspecteer het systeem op
reinheid.
C. Controleer de correcte vrije ruimte.
A. Verlaag de afblaas zoals uiteengezet in
hoofdstuk XVI.A3.4.
B. Verlaag de afvoerdruk door het gebied van de
afvoerpijp te vergroten.
C. Controleer de begininstelling overeenkomstig
hoofdstuk XV.B.24, beweeg de overlapkraag
vervolgens één of twee inkepingen van rechts
naar links en test daarna opnieuw.
Voer opnieuw een extra afstelling uit als dit
nodig is.
A. Beweeg de bovenste ring omlaag.
B. Beweeg de overlapkraag omhoog. Opnieuw
bepalen overeenkomstig hoofdstuk XV.B.24.
C. Verlaag de inlaatdrukval tot minder dan de helft
van de vereiste afblaas van de klep door de
inlaatleiding opnieuw te ontwerpen.