Het onderwerp op het opgenomen beeld is te licht of het
beeld vertoont witte strepen.
Het onderwerp is te dichtbij,
waardoor het flitslicht te fel is.
Het onderwerp is overbelicht
omdat de omgeving te
donker is.
Er schijnt te veel licht direct in
de camera of te veel licht wordt
gereflecteerd door het
onderwerp.
De flitser is ingesteld op
(flitser aan).
Het beeld bevat ruis.
De ISO-waarde is te hoog.
Er verschijnen witte stippen op het beeld.
Het licht van de flitser wordt
weerspiegeld door stofdeeltjes
of insecten in de lucht. Dit
wordt vooral zichtbaar als u
opnamen maakt met de
groothoeklens of als u in de
modus
(Diafragma-
voorkeuze) de
diafragmawaarde verhoogt.
Zorg er bij het gebruik van de ingebouwde
flitser voor dat u de opname maakt op de
juiste flitsafstand van het onderwerp
Stel de optie Veiligheids FE in op [Aan]
(p.
152).
Stel de belichtingscompensatie in op een
negatieve waarde (-)
Gebruik de functies voor vergrendeling van
de automatisch belichting of spotmeting
(p.
128, 136).
Stel [ND Filter] in op [Aan]
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
Hogere ISO-waarden en
Automatisch) kunnen voor meer ruis in het
beeld zorgen. Als u een hoge beeldkwaliteit
wilt, gebruikt u een zo laag mogelijke ISO-
waarde
(p.
84).
In de modi
,
en
in de modus
ISO-waarde toe en kan er ruis ontstaan.
Dit is een fenomeen dat optreedt bij digitale
camera's. Het wijst niet op een storing of
defect.
Problemen oplossen
(p.
(p.
135).
(p.
132).
(flitser uit)
(p.
74).
(Hoge ISO
,
,
,
,
, neemt de
215
255).
,
,