Op het einde van de verwarmingscyclus wordt de brander uitgeschakeld. De luchtventilator blijft draaien totdat
alle warmte uit de warmtewisselaar is afgevoerd.
Veiligheid:
1. Het eventueel ontbreken van de vlam wordt gedetecteerd door de gloei‐ontsteker, waarna onmiddellijk de
gaskleppen gesloten worden.
2. Oververhitting wordt voorkomen door een ingebouwde thermostaat Deze thermostaat zorgt ervoor dat de
brander uitschakelt bij ernstige oververhitting. Als deze heeft geschakeld, is een manuele reset noodzakelijk,
evenals van het branderrelais.
In de ruimte waar het toestel is geïnstalleerd moet een normale atmosferische druk heersen. Bij wijzigingen
3.
aan het gebouw moet hiermee rekening worden gehouden. Overmatige tocht door deuren, poorten of
ramen moet vermeden worden. Andere luchtbehandelinginstallaties (b.v. afzuiging) kunnen een nadelige
invloed uitoefenen op de werking van de luchtverwarmer, vooral
van buiten gebeurd.
Ontsteking luchtverwarmer:
1. Schakel de elektrische voeding in.
2. Open de gastoevoerkraan.
3. Controleer of de eventuele tijdschakelaar op 'AAN' staat.
4. Stel de ruimtethermostaat in op de gewenste temperatuur.
5. De luchtverwarmer zal automatisch inschakelen bij warmtevraag van de thermostaat.
6. Indien het toestel niet ontsteekt:
a) Als het lampje in de knop op het toestel brandt (en op de afstandsbediening, indien toegepast), knop
indrukken (of naar reset draaien op afstandsbediening).
b) Controleer of er geen reset nodig is van de veiligheidsthermostaat.
7. Indien reset van de veiligheidsthermostaat nodig was en het toestel werkt weer, wacht dan even om te
controleren dat deze niet weer uitschakelt. In dat geval en wanneer de temperatuur in de omgeving van het
toestel niet hoger is als 30°C, uw installateur of distributeur raadplegen. Indien de omgevingstemperatuur
hoger is dan 30°C, neem de nodige maatregelen om de temperatuur in de omgeving van het toestel te
verminderen.
Luchtcirculatie:
1. De verwarming van de lucht in de ruimte vindt plaats door het circuleren van de lucht via het toestel, waarbij
de lucht wordt opgewarmd door de warmtewisselaar. De lucht wordt rechtstreeks in de te verwarmen ruimte
geblazen. Voor een gelijkmatige warmtespreiding, is het is zeer belangrijk dat de luchtstroom niet gehinderd
wordt door enig obstakel.
2. De luchtventilator kan gebruikt worden voor ventilatie alléén (b.v. 's zomers), indien deze wordt bediend
door een aparte schakelaar of een digitale chronothermostaat GA11 (optie 952).
Hiervoor moet:
a) de elektriciteit ingeschakeld zijn
b) de schakelaar op stand 'ventilatie' gezet worden (op afstandsbediening, indien toegepast).
c) GA 11 correct zijn ingesteld (zie afzonderlijke instructie optie 952)
Onderhoud:
1. Onderhoud en service mogen alleen door gekwa‐lificeerde personen worden uitgevoerd (b.v. installateur).
2. Het is in uw belang dat onderhoud en service op geregelde tijdstippen gebeuren. De tijd tussen twee
servicebeurten is afhankelijk van het gebruik en de omgeving waarin het toestel is geïnstalleerd, maar een
minimum van één onderhoudsbeurt per jaar wordt aanbevolen.
3. Ingeval er enigerlei schade aan het toestel is, moet het buiten werking worden gesteld en een gekwalificeerd
technicus moet gewaarschuwd worden voor controle en reparatie.
4. Indien er zich moeilijkheden voordoen bij het oplossen van een probleem, aarzel dan niet om uw
leverancier/distributeur te contacteren
wanneer de toevoer van de verbrandingslucht niet
1701ULSA(EC)BENL/NLNL-27/30