7.2
Strooischijf- resp. roerwerktoerental instellen
7.2.1
Aftakasaandrijving
Raadpleeg de strooitabel voor het in te stellen toerental voor de strooischijf of het
roerwerk.
Indien voor het instellen van een symmetrisch strooibeeld het verstellen van het
afgiftepunt niet volstaat, verstelt u de strooischoepen op de strooischijf. Zie
7.8: Instelling van de strooischoepen, pagina
Bij kleinere werkbreedten en bij een goede kwaliteit van het strooigoed kunt u
het roerwerktoerental reduceren.
7.2.2
Aandrijving met hydraulische motor (variant H-100/200, Q-100/200, C-100/200)
Bij machines met hydraulische aandrijving stelt u het toerental via het stroomre-
gelventiel in. Raadpleeg de volgende tabel voor de in te stellen waarden.
Indien voor het instellen van een symmetrisch strooibeeld het verstellen van het
afgiftepunt niet volstaat, verstelt u de strooischoepen op de strooischijf. Zie
7.8: Instelling van de strooischoepen, pagina
n VOORSICHTIG
Mogelijke strooifouten en materiële schade
Een verkeerd ingesteld strooischijf- of roerwerktoerental kan tot
verhoogde slijtage of tot strooifouten leiden.
Raadpleeg de strooitabel voor het voor het desbetreffende
strooimiddel vermelde toerental.
n VOORSICHTIG
Mogelijke strooifouten
Een te hoog strooischijf- of roerwerktoerental kan tot een hogere
mechanische belasting van het strooimiddel leiden en zodoende
strooifouten teweegbrengen.
Raadpleeg de strooitabel voor het voor het desbetreffende
strooimiddel vermelde toerental.
Machine-instellingen
LET OP
61.
LET OP
LET OP
61.
7
51