Onderhoud
– Breng het systeem op de juiste druk
en ontlucht het indien nodig.
– Stel de instelparameters en de re-
gelapparatuur in voor een optimale
werking en een zuiniger beheer van
het systeem.
– Laat in overeenstemming met de
geldende normen periodiek onder-
houd uitvoeren.
Antivriesfunctie van de externe
eenheid
De primaire circulatiepomp van de ex-
terne eenheid start op de minimale
snelheid wanneer de aanvoertempe-
ratuur (LWT) lager is dan 10°C of de re-
tourtemperatuur (EWT) lager is dan 7°C
in de verwarmingsmodus. Hij start ook
als de aanvoertemperatuur (LWT) lager
is dan 1°C in de koelmodus.
De primaire circulatiepomp stopt wan-
neer de aanvoertemperatuur (LWT) ho-
ger is dan 10°C of de retourtemperatuur
(EWT) hoger is dan 8°C in de verwar-
mingsmodus. Hij stopt ook als de aan-
voertemperatuur (LWT) hoger is dan
4°C in de koelmodus.
Bij een storing van de LWT-sensor wordt
de beschermingslogica gebaseerd op
de gemeten waarden door de buiten-
temperatuursensor (OAT) van de exter-
ne eenheid. De primaire circulatiepomp
wordt gestart wanneer de buitentem-
peratuursensor een waarde onder de
7°C aangeeft in de verwarmingsmodus.
De primaire circulatiepomp wordt na 30
seconden uitgeschakeld of wanneer de
buitentemperatuursensor een waarde
van boven de 8°C aangeeft in de ver-
warmingsmodus. Deze controle wordt
elke 15 minuten herhaald.
97 / NL