Inbedrijfstelling
Voorbereidende controles
EXTERNE EENHEID
– De eenheid moet op een stevige
en perfect horizontale ondergrond
worden geplaatst, op een plaats die
makkelijk toegankelijk is voor latere
onderhoudswerkzaamheden.
– Bij aanzienlijke tocht moet er een
scherm worden geplaatst.
– De luchtstroom mag op geen enkele
manier belemmerd worden.
– Het steunframe moet het gewicht
van de externe eenheid kunnen dra-
gen.
– Als er vaak sneeuw valt op de instal-
latieplaats, moet de positie van de
externe eenheid minimaal 200 mm
boven het niveau van de sneeuw
zijn.
INTERNE EENHEID
– De eenheid moet in een gesloten
ruimte worden geplaatst, op een
plaats die makkelijk toegankelijk is
voor latere onderhoudswerkzaam-
heden.
– De eenheid moet stevig aan de muur
worden verankerd.
62 / NL
HYDRAULISCHE AANSLUITINGEN
– De waterdruk op het voedingsnet
mag niet hoger zijn dan 5 bar; indien
dit niet zo is, moet er een drukverla-
ger worden geplaatst aan de ingang
van de installatie.
– De installatie moet worden gevuld
bij een druk van minder dan 3 bar
(aanbevolen druk = 1,2 bar).
– De installatie moet hermetisch afge-
dicht zijn.
– De vullleidingen en de leidingen
naar de verwarmings-/koelsystemen
en de tapwaterinstallatie (indien aan-
wezig) moeten correct aangesloten
zijn.
– Het geleverde expansievat moet
voorgevuld worden op 1 bar en
moet voldoende inhoud hebben
voor het systeem.
– De veiligheidskleppen moeten cor-
rect aangesloten worden met de
meegeleverde silicone slangen.
– Bij een vloerinstallatie moet er een
veiligheidinrichting op het aanvoer-
circuit voor verwarming worden ge-
installeerd.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
– De elektrische aansluitingen moeten
overeenkomen met de schakelsche-
ma's in de installatiehandleiding en
moeten correct worden uitgevoerd.
– De spanning en frequentie van de
netvoeding moeten overeenkomen
met de gegevens op het typeplaatje.
– Het systeem moet de juiste afmetin-
gen hebben om het stroomverbruik
van de geïnstalleerde eenheden te
kunnen ondersteunen (zie de type-
plaatjes).
– De aansluiting op het elektriciteit-
snet moet worden uitgevoerd met
behulp van een vaste steun en moet
voorzien zijn van een bipolaire scha-
kelaar.
– De aarding moet correct zijn en als
eerste worden aangesloten.
– De overspanningsbeveiligingen, de
aardlekschakelaars en thermische
magneetschakelaars op de uitgan-
gen van het schakelbord moeten
correct geïnstalleerd zijn en in over-
eenstemming zijn met alle geldende
wettelijke voorschriften.
– De aardlek- en veiligheidsschakelaars
moeten de juiste afmetingen heb-
ben.