Download Print deze pagina

HP LASERJET ENTERPRISE 700 MFP Series Gebruikershandleiding pagina 296

Advertenties

Problemen met bekabelde netwerken oplossen
Doorloop de volgende punten om te controleren of het apparaat met het netwerk communiceert. Druk voordat u
begint een configuratiepagina af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat en zoek het IP-adres van het
apparaat op deze pagina.
Het apparaat is niet goed aangesloten
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit apparaat
De computer kan niet met het apparaat communiceren
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen voor het netwerk
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn niet juist
Het apparaat is niet goed aangesloten
1.
Controleer of het apparaat met een kabel van de juiste lengte is aangesloten op de juiste netwerkpoort.
2.
Controleer of de kabels stevig zijn bevestigd.
3.
Controleer aan de achterzijde van het apparaat of er twee lampjes branden bij de netwerkpoortaansluiting:
oranje geeft activiteit aan, groen de koppelingsstatus.
4.
Als het probleem hiermee niet is verholpen, probeert u een andere kabel of poort op de hub.
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit apparaat
1.
Ga naar de printereigenschappen en klik op het tabblad Poorten. Controleer of het IP-adres van het
apparaat klopt. Het IP-adres van het apparaat wordt weergegeven op de configuratiepagina.
2.
Als u het apparaat hebt geïnstalleerd met de standaard TCP/IP-poort van HP, schakelt u het vakje Altijd
afdrukken naar dit apparaat, zelfs als het IP-adres verandert in.
3.
Als u het apparaat hebt geïnstalleerd met een standaard TCP/IP-poort van Microsoft, gebruikt u de
hostnaam in plaats van het IP-adres.
4.
Als het IP-adres juist is, verwijdert u het apparaat en voegt u het opnieuw toe.
De computer kan niet met het apparaat communiceren
1.
Test de netwerkcommunicatie door het apparaat te pingen.
a.
Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en typ
vervolgens cmd.
b.
Typ ping, gevolgd door het IP-adres voor uw apparaat.
c.
Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
2.
Als de ping-opdracht is mislukt, controleer dan of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en controleer
vervolgens of de netwerkinstellingen, het apparaat en de computer allemaal voor hetzelfde netwerk zijn
geconfigureerd.
282 Hoofdstuk 10 Problemen oplossen
NLWW

Advertenties

loading