Bedieningspaneel
* Ter illustratie branden alle knoppen en lampjes op het bedieningspaneel in de onderstaande afbeelding.
(A)
Selectie-/instelknoppen weergeven
(B)
Numerieke toetsen weergeven
Opmerking
Bedieningsafhankelijke knoppen worden weergegeven op het bedieningspaneel. Wanneer u het
aantal kopieën opgeeft voor het afdrukken of kopiëren van foto's, of opties selecteert in het
scherm met afdrukinstellingen, worden de selectie-/instelknoppen weergegeven zoals in (A).
Wanneer u te kiezen fax-/telefoonnummers invoert, worden de numerieke knoppen
weergegeven zoals in (B). U kunt alleen de weergegeven knoppen gebruiken.
De positie van de knoppen
weergegeven knoppen. Wanneer er naar een andere weergave wordt overgeschakeld, moet u
op de posities van deze knoppen letten.
(1)
Knop AAN (ON)
Hiermee kunt u het apparaat aan- of uitzetten. De documentklep moet gesloten zijn als het
apparaat wordt aangezet.
Het apparaat in- en uitschakelen
(2)
Knop KOPIËREN (COPY)
Hiermee zet u het apparaat in de kopieermodus waarin u kopieën kunt maken waarbij u de
vergroting, indeling en dergelijke wijzigt.
(3)
Knop FAXEN (FAX)
Hiermee zet u het apparaat in de faxmodus waarin u faxen kunt verzenden, ontvangen faxen kunt
afdrukken en rapporten kunt afdrukken.
(4)
LCD (Liquid Crystal Display)
Hierop worden berichten, menu-items en de werkingsstatus weergegeven. Ook kunt u foto's op
het LCD-scherm bekijken voordat u ze afdrukt.
Controleer of de printer is ingeschakeld
en
, OK en Terug (Back) kan verschillen, afhankelijk van de