6.4.3 Leidingberekening
De totale druk die ter beschikking staat voor leidingwerk
bedraagt 80 Pa. Indien men meer dan 80 Pa aan weerstand
aanbrengt zal dit een belastingdaling tot gevolg hebben die
meer bedraagt dan 5%.
Weerstandswaardes leidingmateriaal Ø 80 mm in Pa
Recht per meter
Bocht 90˚ R/D = 0.5
Bocht 90˚ R/D = 1.0
Verloop ∅ 80 - ∅ 90
Verloop ∅ 80 - ∅ 100
Verloop ∅ 80 - ∅ 110
Verloop ∅ 110 - ∅ 80
Verloop ∅ 100 - ∅ 80
Verloop ∅ 90 - ∅ 80
Verticale dakdoorvoer (figuur 9) 15 Pa
Let op:
Bij toepassing als C6 toestel mag alleen gebruik
gemaakt worden van GIVEG-gekeurde afvoer-
materialen, dakdoorvoeren en/of geveldoorvoeren
welke gekeurd zijn volgens keuringseis nr. 83.
6.5 Vorstbeveiliging
Bij een door de NTC gemeten aanvoertemperatuur van 7 °C
zal door de branderautomaat de pomp ingeschakeld worden.
Daalt de temperatuur nog verder, dan zal bij een door de
NTC gemeten aanvoertemperatuur van 3 °C het toestel gaan
branden totdat de aanvoertemperatuur een waarde van
10 °C bereikt heeft. De pomp blijft vervolgens nog 15 minu-
ten ingeschakeld. Dit is geen beveiliging om het bevriezen
van de installatie te voorkomen. Om vorst-gevoelige radia-
toren tegen vorst te beschermen, kan men een vorstthermo-
staat parallel aan de kamerthermostaat aansluiten. Het ver-
dient aanbeveling om bij vorst alle radiatoren te openen en
de kamerthermostaat niet in te stellen op een waarde lager
dan 15°C.
Onder de nok blijven in zelfde drukvlak!
Boven de nok NIET toegestaan!
Open klasse C
Figuur 7. Opstellingsmogelijkheden
toevoer
afvoer
1.0
1.4
2.0
2.7
1.4
1.8
0.1
0.1
0.1
0.1
0.2
0.2
0.2
0.2
0.3
0.3
0.4
0.5
openingen
normaal
120 cm² per
toestel
verbrandingsgas
afvoer dubbelwandig
Figuur 8. Verzamelkap, enkelvoudige toepassing
voor hoogbouw
Figuur 9.
Verticale dakdoorvoer (C/E)
Figuur 10. Toepassingsmogelijkheden
CLV-systemen
isolatie
rooster
mechanische
ventilatie
luchttoevoer
9