6.6 Gastechnisch
De gasaansluiting dient gemaakt te worden in overeenstem-
ming met het Bouwbesluit "Voorschriften voor aardgas-
installaties" GAVO, NEN 1078, NEN 3028 of de meest
recente van toepassing zijnde normen.
6.6.1 Leidingen
Controleer de gasleiding op vervuiling. Afpersen met druk
mag gebeuren met een druk van maximaal 150 mbar (buiten
het toestel, dus exclusief het gasblok).
6.6.2 Controle en afstellen CO ²
Tussen de 28.01 W / 28.02 WT en de 32.01 W / 32.02 WT
bestaan op dit gebied verschillen. De specifieke waarde
voor de 28.01 W / 28.02 WT is aangegeven door een x.
Voor de 32.01 W / 32.02 WT geld een y als aanduiding.
Het toestel is uitgerust met een gas/luchtregeling (verhou-
ding 1:1). Het drukverschil tussen de onderdruk op de in-
spuiter (zie figuur 1) en de onderdruk in de luchtkast bepalen
de stand van het membraan in het gasblok.
Indien er niet teveel weerstand in het systeem aanwezig is
(geen verstopping, vervuiling, of te grote af- en/of toevoer-
lengte) dient de gemeten gasflow onder vollastcondities
(5700 omw/min x / 5700 omw/min y en gemonteerde
siermantel) een waarde van ±50 ltr/min x en ±53 ltr/min y te
hebben bij een CO ² -gehalte tussen de 9,0% en de 9,4%.
Indien de gasflow te klein is, dient er gecontroleerd te worden
of het toerental 5700 omw/min x resp. 5700 omw/min y
bedraagt of dat er sprake is van verhoogde weerstand door
vervuiling of door toepassing van te grote leiding-lengtes (toe-
rental controleren in custom-mode met behulp van 4-cijferig
display of PC).
Men dient het toestel altijd in laagstand (1700 x en
2100 y omw/min) bij niet gemonteerde siermantel af te
stellen op een CO2 -gehalte tussen 9,0 en 9,4%.
Met behulp van de instelschroef (zie figuur 11) kan de
gasflow gecorrigeerd worden. LET OP: NOOIT LAGER
INSTELLEN DAN 9,0% (gebruikers "L" mode).
Nadat op laagstand is ingesteld dient op hooglast
(5700 omw/min x en 5700 omw/min y) gemeten te worden
(gebruikers "H"-mode).
Voor toestellen geleverd met ionisatiepen zonder LDS geldt
het volgende: 28.01W/28.02WT tot serienummer 200342-
0144 + ionisatiepen
Men dient het toestel altijd in laagstand (1600 x omw/
min) bij niet gemonteerde siermantel af te stellen op
een CO ² -gehalte tussen 8,8 en 9,0%.
LET OP : NOOIT HOGER INSTELLEN DAN 9,0%.
instelschroef
28.01 W / 28.02 WT
Figuur 11. Gasregelblok met instelschroef
10
De belasting en vermogens blijven voor deze toestellen on-
gewijzigd. Indien het toestel is omgebouwd en voorzien van
luchtdrukschakelaar dient u de gewijzigde instellingen (van
de uitvoering met LDS) te gebruiken.
6.7 Elektrotechnisch
De elektrische installatie dient te worden aangelegd in over-
eenstemming met de bepalingen zoals die vermeld staan in
NEN 1010.
6.7.1 Voeding
Het toestel is voorzien van een snoer met een randgeaarde
stekker voor 230 V/50 Hz aansluiting op een randgeaarde
wandcontactdoos. Deze aansluiting dient vanaf het toestel
goed toegankelijk te zijn. De buiten het toestel liggende
lengte van het snoer bedraagt 1 meter.
6.7.2 Bedrading
Het bedradingsschema is weergegeven in figuur 16 en 17.
De bedrading zoals die door de fabriek is aangebracht mag
niet gewijzigd worden.
6.7.3 Aan/uit kamerthermostaat
De aansluitingen voor de schakelende aan/uit kamerthermo-
staat dienen middels het stekertje dat zich onder het toestel
tegen de bodemplaat bevindt (zie figuur 12) in het kroon-
steentje gestoken te worden. De anticipatiestroom dient
op een waarde van 0, 11 A ingesteld te worden. Middels
de parameterlijst (op aanvraag bij AWB verkrijgbaar, artnr.
A000740372) en het 4-cijferige display kunnen de anti-
pendeltijd (blokkade tijd na regelstop) de nadraaitijd (na cv-
warmtevraag), en de hysterese (verschil in T tussen in- en uit-
schakel-temperatuur bij een regelstop) worden ingesteld.
6.7.4 OpenTherm thermostaat
Voor het aansluiten van de OpenTherm thermostaat moet u
het toestel spanningsloos maken. De aansluitingen voor de
communicerende kamerthermostaat dienen middels het
stekertje dat zich beneden het toestel tegen de bodemplaat
bevindt (zie figuur 12) in het kroonsteentje gestoken te wor-
den. Middels de parameterlijst (op aanvraag bij AWB verkrijg-
baar, artnr. A000740372) en het 4-cijferige display kunnen de
anti-pendeltijd (blokkade tijd na regelstop) de nadraaitijd (na
cv-warmtevraag), en de hysterese (verschil in ˚C tussen in- en
uitschakeltemperatuur bij een regelstop) worden ingesteld.
Als de OpenTherm thermostaat een instelling heeft voor
warm water is het raadzaam om deze op 65 ˚C te zetten.
6.7.5 Buitenvoeler
Voor het aansluiten van de buitenvoeler moet u het toestel
spanningsloos maken. De buitenvoeler dient op de koudste
gevel van het huis (noordoost) in de schaduw geplaatst te
worden. De buitenvoeler dient middels de bijgeleverde bui-
tenvoeler filter aangesloten te worden op de buitenvoeler
kabels (zie figuur 12 ). Voor meer informatie over de instelling
van de ketel zie installateurshandleiding, art nr. A000740372.
6.7.6 Externe voorraadboiler
Indien op het toestel een voorraadboiler wordt aangesloten
dient gebruik gemaakt te worden van een electrische drie-
weg-klep 24 V (Honeywell VC 8010). Deze dient volgens
figuur 13 aangesloten te worden. Bij gebruik van een boiler-
thermostaat dient deze aangesloten te worden zoals weer-
gegeven in figuur 13. De maximale aanvoertemperatuur is
standaard 85 °C en kan middels de parameterlijst (op aan-
32.01 W / 32.02 WT
vraag bij AWB verkrijgbaar, art.nr. A000740372) en het 4-cij-
ferige display tussen de 60 ˚C en de 90 ˚C ingesteld worden.
(sanitair programma "b")
(gebruikers-mode "d" geactiveerd)