h. Holiday-mode
Cv- en boilerbedrijf zijn uitgeschakeld ("h") (vorstbeveili-
ging actief). Om cv- en boilerbedrijf weer in te schakelen
moet "d" of "C" geactiveerd worden.
C. Installateurs-mode
In deze "mode" zijn de hierboven beschreven program-
ma's ("C") niet meer actief. De automaat werkt volgens
de parameters uit de parameterlijst. Deze lijst kan alleen
maar met behulp van een 4-cijferig display of met behulp
van een PC uitgelezen en aangepast worden. (beschrij-
ving bij AWB verkrijgbaar, art.nr. A000740372).
5.5 Standby-mode (gebruikers-mode 'd')
Herkenning: knipperende punt rechts beneden in
gebruikers-display
Functie:
weergave status
0
geen warmtevraag
1
voorventileren/naventileren
2
ontsteken
3
branden cv
4
branden boiler
5
optoeren naar starttoerental
6
ketel uit tijdens:
• cv-bedrijf
• boiler-bedrijf retourtemperatuur 4 ˚C hoger
• boiler-bedrijf aanvoertemperatuur 5 ˚C
met
thermostaat
7
nadraaien pomp cv na cv-bedrijf
8
nadraaien pomp na tap-bedrijf
9
• toestel uit: aanvoertemperatuur > 95 ˚C
• retourtemperatuur > 95 ˚C
• verschil tussen aanvoer en retourtemperatuur
> 35 ˚C
• verschil tussen aanvoer en retourtemperatuur
negatief
• stijgsnelheid aanvoertemperatuur in ˚C/sec
te groot
L
geforcerd "laag" branden
H
geforceerd "hoog" branden
5.6 Service-bedrijf (gebruikers-mode 'd')
Herkenning: letter "L" of "H"
Functie:
geforceerd laag of hoog branden voor service-
doeleinden
Wordt de "mode"-toets langer dan 1 seconde ingedrukt, dan
wordt de service-mode "Laag/Hoog" actief. Dit wordt be-
vestigd doordat de letter "L/ H" twee maal knippert.
De ketel reageert nu meteen en gaat branden op het inge-
stelde minimum/maximum cv-toerental gedurende 15 minu-
ten. Indien de "mode"-toets opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de service-mode direct beëindigd.
5.7 Programmeervoorbeeld
Iemand wil het toestel volgens sanitair-mode 2 ("E") en cv-
mode 2 ("
") (zie pagina 4) het toestel bedrijven.
Druk kortstondig op de "mode"-toets. Herhaal dit tot dat
"E." op het display verschijnt. Druk nu langer dan 1 secon-
de op de "mode"-toets. "E." zal ter bevestiging twee maal
knipperen (herkenning: knipperende punt rechts beneden in
gebruikers-display). Druk vervolgens weer meerdere malen
kortstondig op de "mode"-toets. Herhaal dit tot dat "
het display verschijnt. Druk nu langer dan 1 seconde op de
aanvoertemperatuur 5 ˚C hoger
dan de ingestelde cq bereken-
de waarde.
dan met tapsensor ingesteld.
hoger dan ingesteld.
" op
"mode"-toets "
" zal ter bevestiging twee maal knipperen
(herkenning: knipperende punt rechts beneden in gebruikers-
display). Druk tenslotte nogmaals op de "mode"-toets.
Herhaal dit tot dat "d." op het display verschijnt. Druk nu
langer dan 1 seconde op de "mode"-toets. "d." zal ter be-
vestiging twee maal knipperen. Beide gewenste programma's
zijn nu in de gebruikers-mode geactiveerd.
6 INSTALLATIE
6.1 Plaatsen toestel
Houd rekening met de plaatselijk geldende voorwaarden van
de Nutsbedrijven. De installatie moet voldoen aan de eisen
zoals omschreven in de meest recente uitgave van
Bouwbesluit GAVO NEN 1078, NEN 3028, NEN 1010 en
AVWI NEN 1006, of de meest recente van toepassing
zijnde normen.
1. Monteer de ophangstrip waterpas tegen de muur.
Zorg er voor dat aan weerszijden van het toestel minimaal
10 cm vrije ruimte ter beschikking blijft ten behoeve van
onderhoud aan het toestel.
2. Hang het toestel met de omzetting die aan de bovenkant
zit in de ophangstrip.
3. Verwijder de afdichtingsstoppen van de aansluitleidingen.
Let op: er kan vuil water uit het toestel lopen!
4. Vul de sifon met leidingwater.
Als optie is er een montagebeugel beschikbaar.
In figuur 19 staan de specificaties weergegeven.
6.2 CV-circuit
6.2.1 Ontluchting
Voorzie de installatie op het hoogste punt van een ontluch-
tingsmogelijkheid.
6.2.2 Vullen en aftappen
Voor het vullen of aftappen dient de stekker uit de
wandcontactdoos genomen te worden. Voordat men
gaat vullen, dient men de installatie te spoelen met
schoon leidingwater.
Het toestel zelf is niet voorzien van een vul-en aftapkraan.
Men dient te vullen middels de kraan die in de installatie is
opgenomen (of opgenomen dient te worden).
Vul het toestel tot een druk tussen de 1,5 en de 2 bar.
Het toestel (niet de installatie) wordt ontlucht door de twee
gemonteerde automatische ontluchters. De ontluchters
dienen geopend te worden en geopend te blijven voor in-
gebruikname van het toestel.
6.2.3 Werkdruk
De ketel dient in koude toestand gevuld te worden tot een
druk tussen 1,5 en 2,0 bar. In de installatie dient in de aan-
voerleiding, zo dicht mogelijk bij het toestel, een overstort-
ventiel dat opent bij een druk van 3 bar (½", ontlastcapaciteit
100 kW) opgenomen te worden.
6.2.4 Thermostaatkranen
Bij toepassing van alleen thermostaatkranen dient men in de
installatie, zo ver mogelijk van de ketel verwijderd, een by-
pass te installeren. Deze dient zodanig ingeregeld te zijn
dat een minimale flow over het toestel gewaarborgd is (zie
figuur 4). Voor de 28.01W en 28.02WT dient dit
400 ltr./h. te zijn, voor de 32.01W em 32.02WT 600 ltr./h.
7