Bedieningsinstructies
het geï nfundeerde volume desgewenst te wissen.
LET OP:
Als u de infusiesnelheid wilt instellen in de Sequence Mode (sequentiemodus),
Trapezia Mode (trapeziummodus), LoadingDose Mode (laaddosismodus), TIVA
Mode (TIVA-modus) of PCA Mode (PCA-modus), moet u in het gegevensgebied op
het scherm voor infusievoorbereiding tikken om de instelling uit te voeren.
Als de infusiesnelheid het bereik na vervanging door een spuit met een andere
grootte overschrijdt, stelt de pomp de infusiesnelheid automatisch in op de maximale
waarde die door de nieuwe spuit wordt ondersteund.
Als een parameter is ingesteld op een waarde die buiten het instelbereik valt, geeft de
spuitpomp een waarschuwingssignaal.
6.8
Venapunctie
Plaats de katheter in de ader volgens de instructies van de fabrikant. Sluit de infuusslang
aan op de katheter met behulp van de Luer-lock-aansluiting.
6.9
Starten van de infusie
Nadat de voorgaande handelingen zijn voltooid, tikt u op de knop Start op het scherm
voor infusievoorbereiding om de spuitpomp te laten starten met de vooraf ingestelde
infusiesnelheid.
LET OP:
Voordat u de infusie start, moet u controleren of de waarden die op de spuitpomp zijn
ingesteld gelijk zijn aan de waarden op het recept (let vooral op de positie van het
decimaalteken).
Nadat de infusie is gestart, kan het totale geï nfundeerde volume niet worden gewist.
6.10
Infusiesnelheid wijzigen tijdens infusie
1. Tik tijdens de infusie rechts in het gedeelte waarin de infusiesnelheid wordt
weergegeven om het scherm te openen voor het instellen van de infusiesnelheid. Voer
een nieuwe waarde voor de infusiesnelheid in.
2. Tik op Confirm (bevestigen) om de spuitpomp terug te laten keren naar het
infusiescherm en te laten infunderen met de nieuwe infusiesnelheid. U kunt ook op
35/ 99