Bij een storing van de verwarmingsspiraal, controleert men eerst een aantal basis voorwaarden
zoals:
1.
Is er spanning aanwezig.
2.
Staat de gaskraan open en is er gasdruk aanwezig.
3.
Is de luchttoevoer van verbrandlucht voldoende.
4.
Is de regelthermostaat ingeschakeld.
Zijn de punten 1 t/m 4 gecontroleerd en in orde dan moet de storing worden opgezocht (door de
installateur) d.m.v. het testen van de diverse functies van de branderautomaat en het besturing
circuit.
Controleer de goede werking van de branderautomaat door de volgende controles uit te voeren:
-
Aanloop met gesloten gasafsluiter (de gasgebrek schakelaar overbruggen): de automaat gaat
(na evt. geprogrammeerde her-starts) in storing.
-
Aanloop met losgekoppelde vlamdetector (LET OP: Er staat 230 volt op de detector kabel):
de automaat gaat (na evt. geprogrammeerde her-starts) in storing.
-
Controleer de werking van de luchtdrukschakelaar, wanneer deze is geïnstalleerd en
geprogrammeerd: Bij luchtgebrek tijdens bedrijf herstart de automaat. Wanneer LD2 niet
gemaakt wordt binnen 1 min. Na de (her)start, gaat de automaat in storing. Bij gemaakte
LD2 voor de start loopt de automaat niet aan.
De reden van mogelijke storing kan men "uitlezen"door de rode storingslamp gedurende meer dan 3
seconden ingedrukt te houden. Het aantal keren dat de rode storingslamp gaat knipperen geeft een
mogelijke storingsoorzaak aan.
Storings lamp
2x knipperen
**
3x knipperen
***
4x knipperen
****
5x knipperen
*****
7x knipperen
*******
Mogelijke storing
Geen vlam bij einde "TSA".
- vervuilde of defecte ionisatie electrode
- vervuilde of defecte brandstofklep
- onjuiste brander afstelling
Luchtdruk schakelaar sluit niet.
- "LP" defect
- "LP" onjuist ingesteld
- brandermotor draait niet
Luchtdrukschakelaar opent niet of "vreemd" licht bij opstart.
- "LP" defect
- "LP" onjuist ingesteld
"Vreemd" licht tijdens voorspoelen.
- of een interne apparaat storing
Vlam onderbreking tijdens bedrijf.
- slechte brander afstelling
- vervuilde of defecte brandstofklep
42