10.2 Instelling van de gasdrukschakelaar.
De op het multiblok aangesloten gasdrukschakelaar meet de gasdruk tussen het gasfilter en de
gasdrukregelaar.
Bij een aansluitdruk van 20 mbar wordt de gasdrukschakelaar ingesteld op ± 15 mbar. (± 25%).
10.3 Schakelcontrole.
Als de brander volledig in bedrijf is wordt gastoevoer kraan langzaam gesloten en moet de brander
bij 15 mbar (gemeten met een U-buismanometer) uitschakelen.
10.4 Instelling luchtdrukschakelaar.
Luchtdruk schakelaar.
De luchtdrukschakelaar is afgesteld
op 0,8 mbar bij een verticale montage
(membraan verticaal).
Het schakelpunt veranderd bij hori-
zontale montage en moet dan bij de
inbedrijfstelling gecontroleerd worden.
Beschermkap wegnemen en het schakelpunt
bijstellen met een schroevendraaier
(1 omw. = ± 0,3 mbar).
10.5 Schakelcontrole.
Als de brander volledig in bedrijf is wordt langzaam de luchttoevoer afgesloten en moet de brander
worden uitgeschakeld bij een luchtdruk van 0,8 mbar.
(Let op dat de rookgas samenstelling blijft voldoen aan de gestelde normen). Anders de afstelling
van de luchtdruk schakelaar aan passen.
1
% CO max. = ------- x % gemeten CO2.
100
10.6 Instelling van de luchthoeveelheid.
De voor de brandercapaciteit benodigde hoeveelheid toevoerlucht kan worden ingesteld met de
luchtschuif welke is gemonteerd achter de ventilator (pos. 15).
33