THICKNESS NUM
Als u speciaal afdrukmateriaal van Epson gebruikt, moet u
normaal gesproken AUTO selecteren. Als u speciaal afdrukmateriaal
gebruikt dat niet van Epson afkomstig is, moet u het patroon voor
de detectie van de papierdikte controleren en het nummer van het
afdrukpatroon met de kleinste afwijking invoeren.
CUT METHOD
Hier stelt u de snijmethode in. Er zijn vier manieren om het papier
te snijden: STANDARD, THIN PAPER, THICK, FAST en THICK, SLOW.
PPR FEED ADJ
Hier stelt u de hoeveelheid papier in die moet worden ingevoerd.
U kunt een hoeveelheid instellen van -0.70 tot 0.70%.
EJECT ROLLER
U kunt kiezen uit AUTO, SHEET, ROLL CURLED en ROLL NORMAL.
AUTO
SHEET
ROLL CURLED
ROLL NORMAL
De printer selecteert automatisch de meest geschikte
instelling. Als u speciaal afdrukmateriaal van Epson
gebruikt, moet u normaal gesproken deze instelling
selecteren.
Selecteer deze instelling als u wilt afdrukken op losse
vellen die niet afkomstig zijn van Epson.
Selecteer deze instelling als u wilt afdrukken op sterk
gekruld rolpapier dat niet afkomstig is van Epson.
Opmerking:
Zorg ervoor dat de inkt op het papier droog genoeg is,
voordat de rol tegen het afdrukmateriaal komt. Anders
komt er inkt op de rol, die daarna als stempel gaat
fungeren.
Selecteer deze instelling als u wilt afdrukken op rolpapier
dat niet afkomstig is van Epson. Als rolpapier is
geselecteerd voor de printer, wordt deze parameter
geselecteerd en wordt geen aanvoerrol gebruikt. Als u
deze parameter selecteert bij gebruik van losse vellen,
moet u de vellen één voor één uitvoeren.
Het bedieningspaneel
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
31