Printer aansluiten op een netwerk
Als u een printer installeert en configureert voor gebruik op een netwerk, kunnen gebruikers op verschillende
computers afdrukken op een gemeenschappelijke printer. U kunt op twee manieren de printer aansluiten op een
netwerk:
•
Configureer een draadloze netwerkverbinding voor de printer.
Opmerking: Als u de printer wilt instellen, gebruikt u een computer die draadloos is verbonden met het netwerk.
De printer moet in de buurt zijn geplaatst van de computer waarmee u de printer wilt configureren. Na de
configuratie kan de printer worden verplaatst naar de uiteindelijke locatie.
•
Sluit de printer rechtstreeks aan op een netwerkcomputer met de USB-kabel en deel de printer via het netwerk
(printerdeling).
Opmerking: Raadpleeg de Mac Help voor meer informatie over het delen van de printer via het netwerk.
Bewaar uw beveiligingssleutels
Als u de printer instelt voor draadloos afdrukken, hebt u de volgende informatie nodig:
•
Noteer de naam van uw draadloze netwerk (SSID).
•
Als uw draadloze netwerk een beveiligingsschema gebruikt, moet u beschikken over het wachtwoord dat wordt
gebruikt om het netwerk te beveiligen. Dit wachtwoord wordt ook de beveiligingssleutel, WEP-sleutel fo WPA-
sleutel genoemd.
Opmerking: raadpleeg de documentatie van het draadloze netwerk of neem contact op met de persoon die het
draadloze netwerk heeft opgezet als u niet beschikt over deze gegevens.
Gebruik de onderstaande tabel om de benodigde informatie te noteren.
Onderdeel
SSID (naam van het netwerk)
Beveiligingssleutel (wachtwoord)
•
noteer de beveiligingssleutel nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletter en bewaar deze op een veilige plaats,
zodat u deze in de toekomst weer kunt gebruiken.
De beveiligingssleutel moet aan de volgende eisen voldoen:
WEP-sleutel
–
Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F en 0-9.
–
Exact 5 of 13 hexadecimale tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord
worden weergegeven.
WPA-PSK- of WPA2-PSK-sleutel
–
Maximaal 64 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F en 0-9.
–
Tussen de 8 en 64 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord
worden weergegeven.
Waarom heb ik een installatiekabel nodig?
Als u de printer installeert op uw draadloze netwerk, moet u de printer tijdelijk aansluiten op een computer met de
installatiekabel. Deze tijdelijke aansluiting wordt gebruikt om de draadloze instellingen van de printer in te stellen.
Een installatiekabel wordt ook een USB-kabel genoemd.
Verwante onderwerpen:
•
"Waarom moet ik de installatiekabel losmaken?" op pagina 14
Beschrijving
Printer op het netwerk aansluiten
11