Onderste bedieningsschakelaars (optie)
1
2
3
8
7
6
5
Werking van de onderste bedieningsorganen:
1. De contactsleutel op het platform moet in de stand 'contact aan' worden gezet.
2. De
bedieningsmodus
bedieningsorganen - wordt geselecteerd met de keuzeschakelaar. De machine kan maar
vanaf een bedieningspaneel tegelijk worden bediend.
3. Wanneer het onderste bedieningspaneel wordt geselecteerd, kan de machine met het
contact op het onderste paneel worden aan- en uitgezet.
4. Met uitzondering van de zelfnivelleringsfunctie van het platform kan de arm nu met de
onderste bedieningshendel voor de arm worden bediend.
Wanneer wordt gewerkt in een ruimte die open is voor het publiek, moet de contactsleutel voor
selectie van de bedieningsmodus worden verwijderd om onbevoegd gebruik te voorkomen en om
ervoor te zorgen dat de machine alleen kan worden gebruikt vanaf het platform.
OPMERKING! De noodstopknoppen van het onderste bedieningspaneel en het
platformbedieningspaneel werken ongeacht de bedieningsmodus die is geselecteerd.
1. Noodstop
2. Contact; stop - contact aan - start
3. Selectie van de bedieningspositie; bovenste
bedieningsorganen - onderste bedieningsorganen
4. Waarschuwingslampje overbelasting
5. Bedieningshendel 1e arm
4
6. Bedieningshendel 2e arm
7. Bedieningshendel voor zwenken van arm
8. Bedieningshendel telescopische arm
-
de
platformbedieningsorganen
21
of
de
onderste