13
Terminal – machinefuncties
13.9
TIM 1.0 (Tractor Implement Management) bedienen
TIM 1.0 (Tractor Implement Management) maakt gebruik van de gegevensuitwisseling tussen
de ISOBUS-boordcomputers van machine en trekker zodat de machine de trekker kan besturen
en op die manier de bestuurder ontlast.
Bij de start van het binden wordt de trekker door TIM automatisch gestopt. Na het einde van het
binden wordt de achterklep automatisch door TIM geopend, de ronde baal uitgeworpen en de
achterklep gesloten. Om de volgende ronde baal te persen, moet de bestuurder de trekker
alleen nog starten. Vervolgens moet de bestuurder van de trekker zelfstandig de aan het zicht,
weersomstandigheden en bodemgesteldheid aangepaste snelheid rijden.
13.9.2
TIM-weergaven en toetsen in het werkscherm
EQG003-096
De volgende TIM-weergaven zijn mogelijk:
Symbool
STOP
De volgende statusindicaties zijn in de statusregel mogelijk:
142
168
100/
70
120
STOP
Toelichting
Bij uitvoering "TIM 1.0": TIM-functie "Achterklep openen en sluiten na
einde van het binden" is geactiveerd. De TIM-functie kan afzonderlijk via
het controlekastje worden uitgeschakeld, bijv. bij ongunstige positie van de
machine voor het uitwerpen van de ronde baal. Voor het configureren van
de TIM-software,
zie
Pagina 173.
Bij uitvoering "TIM 1.0": er is een TIM-functie op de machine actief.
cm
170
Originele handleiding 150001186_03_nl
TIM
VariPack V 190