Onderdelen inspecteren en vervangen
1.
Inspecteer de membranen (5), de plunjerafdichting (16) en de aansluitingsafdich‐
tingen (15) op veranderingen.
2.
Controleer de veer (8) op slijtage.
3.
Controleer de plunjergeleidebus, de afdichtvlakken van de ventielzitting, de con‐
tactoppervlakken van het membraan en de groef van de O-ring op de ventielbehui‐
zing (1) op beschadigingen, vervuiling of verkalking.
Het drukhoudventiel kan uitvallen
Beschadigde afdichtingselementen kunnen leiden tot functieverlies en lek‐
n
kages van het drukhoudventiel.
Vervang veranderde afdichtingselementen in geval van twijfel.
n
Demonteer de plunjerafdichting (16):
1.
Klem de plunjer (10) bij de plunjerkop (10.1) vast zonder deze te beschadigen.
2.
Draai de plunjergeleidebus (10.2) uit het ventiel.
3.
Neem de plunjerafdichting (16) van het ventiel.
Het drukhoudventiel in elkaar zetten:
Zet het drukhoudventiel in omgekeerde volgorde weer in elkaar.
Tab. 1: Aanhaalmomenten plunjergeleidebus / plunjerkop
Schroefverbinding
Plunjergeleidebus / plunjerkop DN10 / DN15
Plunjergeleidebus / plunjerkop DN20 / DN25
Plunjergeleidebus / plunjerkop DN32 / DN40
Onderhoud
Waarde
3 Nm
4 Nm
5 Nm
19