Pictogrammen
op LCD-display
(knippert)
Tabel 5-4: Beschrijvingen van pictogrammen op LCD-display van bedieningseenheid
Gebruiksmodi van L300 Go-systeem
Het L300 Go-systeem heeft drie gebruiksmodi: loopmodus, fietstrainingmodus en
trainingsmodus
Loopmodus
De loopmodus wordt gebruikt bij het lopen. In de loopmodus detecteren de
bewegingssensoren in de onderbeen-EPG de positie van het onderbeen en zenden
vervolgens het juiste signaal naar die EPG. Voor gebruikers die de manchet voor het
onderbeen en de dij dragen, wordt dit signaal verzonden van de onderbeen-EPG
naar de dij-EPG. De stimulatie in de EPG('s) reageert zoals geprogrammeerd door
de specialist.
Wanneer gebruikers de optionele voetsensor gebruiken, detecteert de voetsensor of
er wel of niet hielcontact is. In de loopmodus stuurt de voetsensor een signaal naar de
EPG('s) wanneer uw hiel of voorvoet van de grond komt, waardoor de stimulatie wordt
ingeschakeld. De sensor verstuurt ook een signaal wanneer uw hiel of voorvoet weer
in aanraking komt met de grond, waardoor de stimulatie wordt uitgeschakeld.
Beschrijving
Foutpictogram
Volumepictogram
Numerieke indicator:
intensiteitsniveau
van stimulatie
Numerieke indicator:
fout
Numerieke indicator:
koppelen
Functie
Systeem heeft een fout gedetecteerd
Geeft aan dat audio-/vibratiefeedback
actief is
Geeft het huidige intensiteitsniveau van
de stimulatie aan
Wisselt af tussen 'E' en het nummer van
de fout
'P' wordt weergegeven om aan te
geven dat de bedieningseenheid in
koppelingsmodus staat (Pairing mode)
Hoofdstuk 5: Beschrijving van het apparaat
25