Hoofdstuk 3
U kunt het opgeslagen opdrachtbestand
gebruiken in combinatie met de functie voor
massaopslag om instellingen toe te passen op
een printer. (Zie Functies voor massaopslag
op pagina 45.)
Tabbladen voor instellingen
Tabblad Basis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1 Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als
u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand]
of [Exporteren] geeft.
Schakel het selectievakje uit als u de
instellingen wilt toepassen op de computer,
wilt opslaan of wilt exporteren.
2 Stroom aan wanneer aangesloten
Geef aan of de printer automatisch moet
worden ingeschakeld als de stekker van het
netsnoer in een stopcontact wordt gestoken.
Mogelijke instellingen: [Inschakelen],
[Uitschakelen]
32
3 Auto. Uitschakelen
Instelling voor de duur van inactiviteit voordat
de printer automatisch wordt uitgeschakeld.
Mogelijke instellingen: [Geen], 10 min. tot
60 min. (in stappen van 10 minuten)
4 Uitgangsstand (alleen TD-2125N/2135N/
2125NWB/2135NWB)
3
Hiermee bepaalt u de uitvoerlocatie voor media.
Mogelijke instellingen: [Afscheuren],
[Labelpeller]
3
5 Opdrachtmodus
De opdrachtmodus voor de printer instellen.
Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P],
[P-touch Template]
6 Tekstrichting
Hiermee bepaalt u de afdrukstand.
Mogelijke instellingen: [Normaal], [180 graden
gedraaid]
Deze instelling wordt alleen gebruikt als het
printerstuurprogramma niet wordt gebruikt.
Als het printerstuurprogramma wordt gebruikt,
wordt de instelling die is opgegeven in het
printerstuurprogramma gebruikt.
7 Afdrukprioriteit
Instelling voor de afdrukkwaliteit van de printer.
Mogelijke instellingen: [Kwaliteit], [Snelheid]
OPMERKING
U kunt de [Afdrukprioriteit] ook opgeven in
het printerstuurprogramma, maar de instelling
wordt dan gewist als de printer wordt
uitgeschakeld. Als u de instelling wijzigt met
deze tool, blijft hij behouden als de printer
wordt uitgeschakeld. Gebruik deze tool dus om
de instelling op te geven als u van plan bent af
te drukken zonder het printerstuurprogramma.
8 Afdrukdichtheid
Hiermee wijzigt u de afdrukdichtheid van de
printer.
Mogelijke instellingen: -5-+5
9 Voorste rand papier uitlijnen als de klep is
gesloten
Instelling voor het al dan niet automatisch
doorvoeren van het papier als de klep wordt
gesloten.
Mogelijke instellingen: [Invoer], [Niet invoeren]