3 Apparaatinstellingen
Geef apparaatinstellingen op voor de
printer, zoals instellingen voor in- en
uitschakelen en afdrukinstellingen.
U kunt ook instellingen opgeven voor
het tikpaneel (alleen TD-2125N/2135N/
2125NWB/2135NWB).
U kunt [Apparaatinstellingen] alleen
openen als u bent aangemeld met
beheerdersrechten.
4 Instellingen P-touch Template
Geef instellingen op voor P-touch
Template.
5 Instelling papierformaat
Geef informatie over papier
en instellingen op voor het
printerstuurprogramma als u een formaat
wilt gebruiken dat niet is opgenomen in
de lijst [Papierformaat] van het
printerstuurprogramma.
U kunt [Instelling papierformaat]
alleen openen als u bent aangemeld
met beheerdersrechten.
6 Afsluiten
Het venster sluiten.
c
Controleer of de te configureren printer
wordt weergegeven bij [Printer]. Als
een andere printer wordt weergegeven,
selecteert u de juiste printer in de
vervolgkeuzelijst.
OPMERKING
Als er slechts één printer is verbonden,
worden er geen andere printers
weergegeven.
Printer Instelling Tool
d
Selecteer de instellingen die u wilt
wijzigen en geef de instellingen op in het
dialoogvenster dat wordt geopend.
Zie Communicatie-instellingen (alleen
TD-2125N/2135N/2125NWB/
2135NWB) op pagina 24,
Apparaatinstellingen op pagina 31,
Instellingen P-touch Template
op pagina 38 of Instelling papierformaat
op pagina 41 voor meer informatie over
de dialoogvensters voor instellingen.
e
Klik na het wijzigen van de instellingen
op [Toepassen] en klik vervolgens
op [Sluiten] in het
instellingendialoogvenster om de
instellingen toe te passen op de printer.
f
Klik op [Afsluiten] in het hoofdvenster
om het opgeven van instellingen af te
sluiten.
Gebruik alleen Printer Instelling Tool
om de printer te configureren als de
printer in de standby-modus staat. Als u
de printer probeert te configureren op
het moment dat er een taak wordt
uitgevoerd, kan er een storing optreden.
3
23