c
Laat de knop
• Zorg dat er geen obstakels tussen de
printer en de draadloze router of het
toegangspunt zijn geplaatst. Grote
objecten, muren en andere
elektronische apparaten kunnen van
invloed zijn op de overdrachtssnelheid
van de afdrukgegevens.
De printer verbinden met de
Wi-Fi-router of het Wi-Fi-toegangspunt
Configureer de Wi-Fi-instellingen op de
printer om communicatie met de
Wi-Fi-router of het Wi-Fi-toegangspunt
mogelijk te maken. Het configureren van
de printer maakt de printer toegankelijk
voor computers en mobiele apparaten in
het netwerk.
a
Controleer of de printer is
uitgeschakeld.
b
Noteer de SSID (netwerknaam) en
het wachtwoord (de netwerksleutel)
van de Wi-Fi-router of het
Wi-Fi-toegangspunt.
c
Gebruik een USB-kabel om de printer
met de computer te verbinden.
d
Houd op de printer de knoppen
(Afdrukken),
(Aan/uit) ingedrukt tot het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje) en
het STATUS-lampje (Statuslampje)
om de beurt groen gaan knipperen.
e
Laat de knoppen
(Afdrukken) los terwijl u de knop
(Aan/uit) ingedrukt houdt.
f
U kunt een andere
verbindingsmodus kiezen door op de
knop
(Afdrukken) te drukken
terwijl u de knop
ingedrukt houdt. Telkens als u op de
knop
(Afdrukken) drukt, verspringt
het knipperende lampje als u tussen
de verschillende verbindingsmodi
schakelt.
(Aan/uit) los.
(Doorvoeren) en
(Doorvoeren) en
(Aan/uit)
g
Laat de knop
zowel het POWER-lampje
(Aan-/uitlampje) als het Wi-Fi-lampje
groen gaat branden.
•
Met een Windows-computer
a. Start "Printer Instelling Tool" op
de computer en klik op de knop
Communicatie-instellingen.
b. Selecteer op het tabblad
Algemeen de optie
Draadloos LAN als de
Geselecteerde interface.
c. Selecteer op het tabblad
Draadloos LAN de optie
Draadloze instellingen als
de Communicatiemodus.
h
Start "Printer Instelling Tool" op de
Windows-computer en klik op de
knop Communicatie-instellingen.
Selecteer op het tabblad Draadloos
LAN de optie Draadloze
instellingen. Voer de SSID in die
u hebt genoteerd of klik op Zoeken
en selecteer de SSID in de lijst die
wordt weergegeven.
i
Vul het wachtwoord in als
Passphrase.
OPMERKING
De vereiste informatie is afhankelijk van
de verificatiemethode en de
versleutelingssmodus; vul alleen de
gegevens in die relevant zijn voor uw
netwerkomgeving.
j
Klik op Toepassen.
Als de verbinding tussen de printer en de
Wi-Fi-router of het Wi-Fi-toegangspunt tot
stand is gebracht, gaan het
POWER-lampje (Aan-/uitlampje) en
Wi-Fi-lampje groen branden.
OPMERKING
Als u andere netwerkinstellingen wilt
wijzigen, gebruikt u daarvoor de "Printer
Instelling Tool".
Afdrukken
(Aan/uit) los als
17
2