Zie het gedeelte over het menu Tel.
wachtwoord wijzigen op pagina 120 voor
meer informatie over het wijzigen van het
wachtwoord.
SIM-blokkering
Als deze functie is ingeschakeld, werkt de
telefoon alleen met de huidige SIM-kaart. Als u in
uw telefoon een andere SIM-kaart wilt gebruiken,
moet u het SIM-blokkeerwachtwoord invoeren
wanneer u de kaart blokkeert.
Druk op de bladertoets Omhoog of Omlaag om
Aan of Uit te selecteren en druk op de
functietoets Opslaan.
Als u Aan kiest, wordt u gevraagd een nieuw
wachtwoord in te stellen. Voer een wachtwoord
van vier tot acht cijfers in en druk op de
functietoets Bevest.
PIN-blokkering
Als de functie PIN-blokkering is ingeschakeld,
moet u bij het aanzetten van de telefoon altijd
uw PIN-code intoetsen. Hierdoor kunnen mensen
die uw PIN-code niet kennen, de telefoon alleen
met uw toestemming gebruiken.
Druk op de bladertoets Omhoog of Omlaag om
Aan of Uit te selecteren en druk op de
functietoets Opslaan.
Als u Aan kiest, wordt u gevraagd de PIN-code in
te toetsen. Toets de PIN-code in en druk op de
functietoets Bevest.
De PIN-code wordt met de SIM-kaart
meegeleverd. Wilt u uw PIN-code wijzigen, kijk
dan bij de uitleg van het menu PIN wijzigen op
pagina 121.
FDN-modus
Als de SIM-kaart de FDN-modus (Fixed Dial
Number) ondersteunt, kunt u uitgaande
oproepen beperken tot de FDN-nummers die zijn
opgeslagen in het geheugen van de SIM-kaart.
Druk op de bladertoets Omhoog of Omlaag om
Aan of Uit te selecteren en druk op de
functietoets Opslaan.
Instellingen
119