Gebruikershandleiding
Deze opties worden weergegeven als u het beveiligingstype WPA/WPA2 Enterprise kiest.
Optie
Enterprise Sub-Type
Gebruikersnaam
Wachtwoord
CA-certificaat
Clientcertificaat
Beveiliging binnenste
koppeling
Token
Serveronderwerp
Server-SAN
Een hoofdcertificaat op uw toestel installeren
U kunt mogelijk geen verbinding maken met bepaalde Wi-Fi®-netwerken totdat u een hoofdcertificaat installeert op uw BlackBerry®-toestel.
U kunt het hoofdcertificaat installeren op uw computer en vervolgens het synchronisatieprogramma voor certificaten van de BlackBerry®
Desktop Softwaregebruiken om het hoofdcertificaat tussen uw toestel en uw computer te synchroniseren. Zie de Help van de BlackBerry Desktop
Software of neem contact op met uw beheerder voor meer informatie.
Instellingen UMA-verbinding
Deze functie wordt mogelijk niet ondersteund, wat afhankelijk is van uw serviceprovider voor draadloze netwerken. Neem voor meer informatie
contact op met uw serviceprovider.
Info over het gebruik van UMA met een Wi-Fi-netwerk
Als uw serviceprovider voor draadloze netwerken UMA (ook bekend als GAN) ondersteunt en u zich aanmeldt voor deze service, kunt u mogelijk
bellen, webpagina's bezoeken en e-mailberichten, PIN-berichten en tekstberichten verzenden en ontvangen via een Wi-Fi®-netwerk. Uw
BlackBerry®-toestel schakelt automatisch tussen uw mobiele netwerk en Wi-Fi-netwerken, afhankelijk van welk netwerk beschikbaar is in de
omgeving waarin u uw toestel gebruikt. Neem voor meer informatie over UMA contact op met uw serviceprovider.
226
Beschrijving
Stel indien nodig de zo nodig de enterprise-beveiligingsmethode in voor het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig de gebruikersnaam in die u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig het wachtwoord in dat u gebruikt om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Stel het hoofdcertificaat in dat uw toestel moet gebruiken om te controleren of met het juiste Wi-Fi-netwerk
verbinding wordt gemaakt.
Stel het certificaat voor verificatie in dat uw toestel moet gebruiken om verbinding te maken met het Wi-Fi-
netwerk.
Stel indien nodig het beveiligingsprotocol in dat het Wi-Fi-netwerk ondersteunt voor de innerlijke
verificatiemethode.
Stel in of u een hardware-token wilt gebruiken om verbinding te maken met het Wi-Fi-netwerk.
Voer indien nodig de naam van het serveronderwerp in dat uw toestel moet gebruiken om te controleren of met
het juiste Wi-Fi-netwerk verbinding wordt gemaakt.
Voer indien nodig de naam van de server-SAN in die uw toestel moet gebruiken om te controleren of met het
juiste Wi-Fi-netwerk verbinding wordt gemaakt.
Verbindingen beheren