196 Instellingen
WEP-sleutelinstellingen
In een ad-hocnetwerk moet op alle
apparaten dezelfde WEP-sleutel worden
gebruikt.
Selecteer
WLAN-beveiligingsinstell.
Instellingen WEP-sleutel
keuze uit de volgende opties:
WEP-codering — Stel de gewenste
lengte van de WEP-sleutel in.
Indeling WEP-sleutel — Stel in of u de
WEP-sleutelgegevens wilt invoeren in
de indeling
ASCII
WEP-sleutel — Voer de WEP-
sleutelgegevens in.
802.1x-beveiligingsinstellingen
Selecteer
802.1x
beveiligingsmodus.
802.1x
verifieert en autoriseert
apparaten voor toegang tot een
draadloos netwerk en voorkomt
toegang als het autorisatieproces
mislukt.
Selecteer
WLAN-beveiligingsinstell.
en een van de volgende opties:
WPA/WPA2 — Selecteer
(Extensible Authentication Protocol) of
Vooraf ged. sleutel
en maak een
of Hexadecimaal.
als de WLAN-
EAP
(een geheime
sleutel die wordt gebruikt voor
identificatie van het apparaat).
Instellingen EAP-plug-in — Als u
WPA/WPA2
selecteert u welke EAP-plug-ins in uw
>
apparaat zijn gedefinieerd voor gebruik
met het toegangspunt.
Vooraf ged. sleutel — Als u
WPA2
Vooraf ged. sleutel
>
geselecteerd, voert u de gedeelde
privésleutel in waarmee uw apparaat
wordt geïdentificeerd op het WLAN-
netwerk waarmee u verbinding maakt.
WPA-beveiligingsinstellingen
Selecteer
WPA/WPA2
beveiligingsmodus.
Selecteer
WLAN-beveiligingsinstell.
en een van de volgende opties:
WPA/WPA2 — Selecteer
(Extensible Authentication Protocol) of
Vooraf ged. sleutel
sleutel die wordt gebruikt voor
identificatie van het apparaat).
Instellingen EAP-plug-in — Als u
WPA/WPA2
selecteert u welke EAP-plug-ins in uw
apparaat zijn gedefinieerd voor gebruik
met het toegangspunt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
EAP
hebt geselecteerd,
>
als de WLAN-
EAP
(een geheime
EAP
selecteert,
>
WPA/
hebt