Fijnafstellingen maken voor de scherpte (scherpte)
U kunt in de [Fotomodus] (Blz. 68) fi jnafstellingen uitvoeren voor alleen scherpte en de
wijzigingen opslaan.
1
Druk op Q en selecteer scherpte.
• Selecteer opties door aan de achterste
regelaar te draaien.
2
Pas de scherpte aan met de voorste
regelaar.
Fijnafstellingen maken voor het contrast (contrast)
U kunt in de [Fotomodus] (Blz. 68) fi jnafstellingen uitvoeren voor alleen contrast en de
wijzigingen opslaan.
1
Druk op Q en selecteer contrast.
• Selecteer opties door aan de achterste
regelaar te draaien.
2
Pas het contrast aan met de voorste
regelaar.
Fijnafstellingen maken voor de verzadiging (verzadiging)
U kunt in de [Fotomodus] (Blz. 68) fi jnafstellingen uitvoeren voor alleen verzadiging en
de wijzigingen opslaan.
1
Druk op Q en selecteer verzadiging.
• Selecteer opties door aan de achterste
regelaar te draaien.
2
Stel de verzadiging in met de voorste
regelaar.
Scherpte
ISO
WB
AUTO
AUTO
AUTO
i
U
AEL/AFL
4:3
P
0,0
0,0
250
250 F5.6
Contrast
ISO
WB
AUTO
AUTO
AUTO
i
U
AEL/AFL
4:3
P
250
250 F5.6
0,0
0,0
Verzadiging
ISO
WB
AUTO
AUTO
AUTO
i
U
AEL/AFL
4:3
P
250
250 F5.6
0,0
0,0
Scherpte
NORM
01:02:03
01:02:03
1023
1023
Contrast
NORM
01:02:03
01:02:03
1023
1023
Verzadiging
NORM
01:02:03
01:02:03
1023
1023
NL
2
69