4 Om de trace te beginnen, tikt u op M.
Een tracevenster verschijnt. Zie
de duplexindeling.
De tijdschaal boven de trace heeft kleine markeringen bij intervallen van 200 ms
Opmerking
en grote markeringen bij intervallen van 1 seconde.
5 Om de doorloopsnelheid te veranderen, tikt u op Slow (Langzaam), Med (Gemiddeld) of Fast (Snel) om
door de doorloopsnelheden te bladeren. Wanneer de trace stilgezet is, kunt u wisselen tussen de M-lijn en
M-modetrace door te tikken op Update M (Bijwerken M) of Update 2D (Bijwerken 2D).
CPD- en kleurenbeeldvorming
CPD (kleur-Doppler-beeldvorming) wordt gebruikt om de aanwezigheid van de waarneembare bloedstroom
weer te geven. Kleur wordt gebruikt om de aanwezigheid, snelheid en richting van de bloedstroom weer te
geven in een breed scala aan flowstatussen.
CPD- of kleurenbeeld weergeven
1 Tik op C om naar de kleurenmodus te gaan.
Er wordt een ROI-vak weergegeven in het midden van het 2D-beeld. De huidige selectie (Color (Kleur) of
CPD) wordt in het modusgegevensgebied weergegeven.
De kleurenindicatorbalk links boven in het scherm geeft de snelheid in cm/s in
Opmerking
de kleurenbeeldvormingsmodus weer.
2 Om te veranderen naar CPD, tikt u op CPD.
3 Met het touchpad of aanraakscherm kunt u de positie of grootte van het ROI-vak naar wens aanpassen.
Door op Position (Positie) of Size (Grootte) te tikken, of te tikken op
wisselen. Bij het aanpassen van de grootte is het kader een stippellijn.
4 Pas de bedieningselementen zoals gewenst aan. Raadpleeg
38
"Instellingen voor voorinstellingen"
op pagina 31 voor informatie over
, kunt u tussen positie en grootte
"Bedieningselementen voor CPD en
kleur".
Beeldvormingsmodi