4.
Montage van de regelaar en de voelers
4.1.
Wandmontage
Kies een droge en stofvrije montageplaats
Neem het aansluitingendeksel weg door het in wijzerzin los te schroeven.
Bevestig de kast op een
De 230 V‑connector bevindt zich links en de laagspanningsconnectoren rechts.
Plaats het aansluitingendeksel terug na het uitvoeren van de aansluitingen en het vastmaken van de kabels
4.2.
Montage van de voelers
Belangrijk : er dient een bijzondere zorg besteed te worden aan de montage van de voelers.
!
Kies een geschikte locatie en houd er rekening mee dat een voeler die de temperatuur van het water
meet slechts efficiënt is indien deze correct is ondergedompeld. De aanvoer-, ketel- en boilervoelers worden
geleverd met een gegoten kabel van 6 m lengte. Desnoods kunnen deze kabels ingekort of verlengd worden
door een gewone 2‑aderige kabel (maximum 0,75 mm²). De buitenvoeler beschikt over een klemmenstrook voor
aansluiting via een 2‑aderige kabel.
De voelerkabels en de 230 V‑kabels moeten volledig gescheiden zijn (aparte buizen).
Buitenvoeler
Kies een montageplaats tussen 2 en 3 m hoogte, op een gevel die op
het noorden, noord‑oosten of noord‑westen ligt en is beschut tegen directe
zonnestralen, eventuele tochtstroom en zoveel mogelijk tegen regen.
Bevestig de voeler met de bijgeleverde schroeven en bouten.
De kabelinvoer moet naar beneden gericht worden.
Deze voeler bezit een schroefklemmenstrook voor aansluiting van
een tweeaderige kabel (maximum 0,75 mm²).
Opmerking : bij woningen met grote ramen op het zuiden, kan men de voeler evtl. zo plaatsen dat met de zonneschijn
rekening gehouden wordt. Echter, in dit geval loopt u het risico dat minder gunstig liggende ruimten niet voldoende
verwarmd worden.
Klemvoeler (aanvoer)
Plaats deze voeler na de circulatiepomp van de mengkringen.
De buis schoonbijten tot op de metaalschittering.
Bestrijk de buis met thermogeleidende pasta en bevestig de voeler met de bijgeleverde klembeugel;
als het vastdraaien moeilijk is, gebruik dan een klembeugel die aan de buisleiding is aangepast.
Dompelvoeler (aanvoer)
De voeler op de aanvoerleiding, na de circulatiepomp, plaatsen en zodanig dat deze op de
ganse lengte is ondergedompeld. Als men de voeler in een bocht plaatst, erop letten dat
de waterafvoer contact heeft met het uiteinde van de voeler.
De voeler in een beschermhuls met een binnendiameter van 7 mm plaatsen.
20
PERFECT
vlak oppervlak na het boren van de bevestigingsgaten van de kabeldoor voeringen.
VV