– De uitgangen 1 en 2 (openen / sluiten) sturen de gemotoriseerde mengkraan volgens het PID‑gedrag (proportionele
band van 20 K) en volgens de stookcurve die de aanvoertemperatuur bepaalt in functie van de buitentemperatuur.
– De circulatiepomp C1 wordt door de uitgang N‑7 gestuurd en functioneert permanent, behalve in zomerbedrijf.
Indien de mengkraan sinds 15 minuten gesloten is, functioneert de circulatiepomp C1 alleen gedurende 5 minuten
elke 30 minuten.
– De circulatiepomp C3 die wordt gestuurd door de klemmen N‑6 werkt vanaf het moment dat de niet‑weersafhankelijke
kring een warmtevraag heeft (contact Y5‑Y6 gesloten) en wordt uitgeschakeld bij het openen van het contact Y5‑Y6.
– De circulatiepomp Csww die wordt gestuurd door de klemmen N‑10 start wanneer de boilervoeler een sanitaire
warmwaterproductie vraagt. De circulatiepomp wordt stilgelegd na de sanitair warmwaterproductie.
– In zomerbedrijf vindt om de 24 h een antiblokkering plaats van de mengkraan tijdens 3 minuten en van de
circulatie pompen C1 en C3 tijdens 60 seconden.
– Een eventuele ruimtevoeler, aangesloten op de klemmen X1‑X2‑X3, beïnvloedt de stookcurve van de mengkraan
en laat de optimiserfunctie toe.
– Een ruimtethermostaat, of een stuurcontact aangesloten op X1‑X2 (met de klemmen X2‑X3 overbrugd), laat een
afstandsbediening van de comfort / verlaagde‑regimes van de kring met mengkraan toe.
17