– De brander wordt gestuurd door het contact 3‑3 of door de 0–10 V‑uitgang aan de klemmen Y7‑Y8 zodat
de ketel temperatuur altijd minstens 10° C hoger is dan de aanvoertemperatuur. Bij warmtevraag van een eventuele
niet‑weersafhankelijke kring, is de keteltemperatuur maximaal (instelling op de ketelthermostaat).
– De uitgangen 1 en 2 (openen / sluiten) sturen de gemotoriseerde mengkraan VM1 volgens het PID‑gedrag
(proportionele band van 20 K) en volgens de stookcurve die de aanvoertemperatuur bepaalt in functie van de
buitentemperatuur.
– De uitgangen 4 en 5 (openen / sluiten) sturen de gemotoriseerde mengkraan VM2 volgens het PID‑gedrag
(proportionele band van 20 K) en volgens de stookcurve die de aanvoertemperatuur bepaalt in functie van de
buitentemperatuur.
– De circulatiepomp C1 wordt door de uitgang N‑7 gestuurd en functioneert permanent, behalve in zomerbedrijf.
Indien de mengkraan VM1 sinds 15 minuten gesloten is, functioneert de circulatiepomp C1 alleen gedurende 5
minuten elke 30 minuten.
– De circulatiepomp C2 wordt door de uitgang N‑8 gestuurd en functioneert permanent, behalve in zomerbedrijf.
Indien de mengkraan VM2 sinds 15 minuten gesloten is, functioneert de circulatiepomp C2 alleen gedurende 5
minuten elke 30 minuten.
– De circulatiepomp C3 die door de klemmen N‑6 wordt gestuurd werkt vanaf het moment dat de niet‑weersafhankelijke
kring een warmtevraag heeft (contact Y5‑Y6 gesloten) en wordt pas uitgeschakeld als de niet‑weersafhankelijke
kring sinds 15 minuten geen warmtevraag meer heeft. Om het frequent in‑ en uitschakelingen van de ketel te
vermijden zal een nieuwe vraag van hoge temperatuur van de niet‑weersafhankelijke kring pas verkregen worden
na 15 minuten (vermijden van te korte cyclus).
– De primaire circulatiepomp CP die door de klemmen N‑9 wordt gestuurd start wanneer de brander start of wanneer
het signaal 0–10 V aan de klemmen Y7‑Y8 hoger is dan 0 V. Het uitschakelen van de circulatiepomp CP wordt
steeds op 30 minuten van het stoppen van de brander ingesteld. Als de primaire pomp CP van het elektronische
type met sturing van de snelheid via 0–10 V‑signaal is, kan hij worden gestuurd door de uitgangen Y8‑Y9. In dat
geval is de snelheid in verhouding met de temperatuur van de primaire kring.
– In zomerbedrijf vindt om de 24 h een antiblokkering plaats van de mengkraan tijdens 3 minuten en van de circulatie‑
pompen tijdens 60 seconden.
– Een eventuele ruimtevoeler, aangesloten op de klemmen X1‑X2‑X3, beïnvloedt de stookcurve van de mengkraan
VM1 en laat de optimiserfunctie toe.
– Een eventuele ruimtevoeler, aangesloten op de klemmen Y1‑Y2‑Y3, beïnvloedt de stookcurve van de mengkraan
VM2 en laat de optimiserfunctie toe.
– Een ruimtethermostaat, of een stuurcontact aangesloten op X1‑X2 (met de klemmen X2‑X3 overbrugd), laat
een afstandsbediening van de comfort / verlaagde‑regimes van de kring met mengkraan VM1 toe.
– Een ruimtethermostaat, of een stuurcontact aangesloten op Y1‑Y2 (met de klemmen Y2‑Y3 overbrugd), laat een
afstands bediening van de comfort / verlaagde‑regimes van de kring met mengkraan VM2 toe.
11