1.
Controleer of uw printer op een oppervlak staat, ongeveer
75 cm boven de vloer.
2.
Zet de doos met kettingpapier direct onder de printer, niet
meer dan 3 cm links of rechts van de printerpapierbaan.
3.
Zorg ervoor dat de achterkant van de printer is gesloten
en parallel loopt met de rand van het oppervlak en zich op
ten minste 60 cm van de muren bevindt.
K
ETTINGPAPIER INVOEREN
1.
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld.
OPMERKING
Als er een los vel papier in uw printer ligt, voert u dit uit
volgens de beschrijving in
pagina
20.
2.
Zorg ervoor dat de papiertypehendel (1) is ingesteld op
Continuous Forms (Kettingpapier).
3.
Pas de papierdiktehendel aan het papier aan.
papierdiktehendel instellen' op pagina 26.
OPMERKING
Als de instelling van de papierdiktehendel niet overeenkomt
met het gebruikte papier, wordt het papier mogelijk niet goed
ingevoerd en wordt er mogelijk niet goed afgedrukt.
4.
Open het achterdeksel door dit voorzichtig horizontaal uit
te trekken tot aan het einde en vervolgens omhoog te
tillen totdat het deksel vastklikt.
'Losse vellen papier uitvoeren' op
1
Omgaan met papier > 21
Zie 'De