Het veld Factor toont de berekende correctiefactor op basis van de
gemeten waarde en de standaardwaarde.
Druk op de ENTER-toets om het invoerscherm te verlaten en de
berekende factor in het foutcompensatiescherm in te voeren, of druk
op C om het scherm te verlaten zonder de factor in te voeren.
Niet-lineaire foutcorrectie
Er kan een niet-lineaire foutcorrectie worden toegepast, wanneer de
resultaten van de vergelijking met een referentiestandaard een
afwisselende of schommelende afwijking laten zien. De vereiste
correctiewaarden worden berekend en in een tabel ingevoerd. De
W1000 ondersteunt maximaal 200 punten per as. De foutwaarde
tussen twee op elkaar volgende correctiepunten wordt berekend op
basis van lineaire interpolatie.
De niet-lineaire foutcorrectie is alleen beschikbaar voor
schalen met referentiemerken. Als de niet-lineaire
foutcorrectie is gedefinieerd, wordt de foutcorrectie pas
toegepast wanneer de referentiemerken zijn gepasseerd.
Beginnen met een niet-lineaire foutcorrectietabel
Selecteer Niet-lineair door op de softkey TYPE te drukken.
Om te beginnen met een nieuwe foutcorrectietabel, drukt u eerst
op de softkey TABEL BEWERKEN.
Alle correctiepunten (max. 200) bevinden zich op gelijke afstand van
het startpunt. Voer de afstand tussen elk van de correctiepunten in.
Druk op de pijltoets OMLAAG.
Voer het startpunt van de tabel in. Het startpunt wordt gemeten
vanaf het referentiepunt van de schaal. Wanneer deze afstand
onbekend is, kunt u de positie van het startpunt verplaatsen en drukt
u op POSITIE LEREN. Druk op ENTER.
Door op ENTER te drukken, wordt de afstand- en
startpuntinformatie opgeslagen.
W1000
57