U hoeft niet de referentiemerken van alle encoders te passeren, maar
alleen de merken die u nodig hebt.
Zodra de referentiemerken voor alle gewenste assen zijn
vastgesteld, drukt u op de softkey GEEN REF om de procedure te
beëindigen. Als alle referentiemerken zijn gevonden, keert de
W1000 automatisch terug naar het scherm
DIGITALE UITLEZINGEN.
Parameters voor Bewerking instellen
Als u de parameters voor Bewerking instellen wilt bekijken of
wijzigen, drukt u eerst op de softkey INSTELLEN. Dit is het scherm
dat nu op de digitale uitlezing verschijnt.
Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om de desbetreffende
parameters te markeren.
Druk op de ENTER-toets.
Eenheden
Het invoerscherm Maateenheden gebruikt u om de gewenste
weergave van eenheden en indelingen te specificeren. U kunt de
maateenheid ook selecteren door op de softkey INCH/MM te drukken
in de werkstand Feitelijke waarde of Restweg.
Schaalfactor
Met de schaalfactor kunnen de afmetingen van het onderdeel worden
vergroot of verkleind. Bij schaalfactor 1,0 wordt een onderdeel
gemaakt met exact dezelfde maten als op de tekening. Bij een
schaalfactor >1 wordt het onderdeel groter, en bij <1 wordt het
onderdeel kleiner.
Met de numerieke toetsen kan een waarde groter dan nul worden
ingevoerd. Het bereik loopt van 0,1000 tot 10,000. Er kan ook een
negatieve waarde worden ingevoerd.
De instellingen voor de schaalfactor blijven behouden na
het uitschakelen.
Wanneer de schaalfactor een andere waarde heeft dan 1, wordt het
schaalsymbool
in de asweergave getoond.
Met de softkey AAN/UIT kunt u de huidige
schaalfactoren uitschakelen.
4
I