Temperatuur instellen
Raak de sensortoets aan om de
temperatuur in te stellen.
De eerder ingestelde temperatuur ver-
schijnt.
Stel de temperatuur in met behulp
van de sensortoetsen en . Als u
de sensortoetsen ingedrukt houdt,
verandert de temperatuur continu.
Bevestig de instelling van de tempe-
ratuur met OK of wacht ongeveer
8 seconden nadat u voor het laatst
een toets heeft aangeraakt. De tem-
peratuur wordt dan automatisch over-
genomen.
Tip: De nieuwe instelling wordt ook be-
vestigd en overgenomen als u de deur
sluit.
De temperatuuraanduiding op het be-
dieningspaneel geeft altijd de ge-
wenste temperatuur van de koelzone
aan.
Heeft u de temperatuur gewijzigd, con-
troleer dan de temperatuuraanduiding
na ca. 6 uur wanneer er weinig voe-
dingsmiddelen in het toestel liggen
en na ca. 24 uur wanneer het toestel
goed vol zit. Pas dan is de werkelijke
temperatuur ingesteld.
Is de temperatuur dan nog te hoog of
te laag, wijzig de temperatuur dan.
De juiste temperatuur
De temperatuur in het droogvak van
de MasterFresh-zone wijzigen
In het droogvak van de MasterFresh-zo-
ne ligt de temperatuur op ca. 0 °C.
Als u een hogere of een lagere tempera-
tuur wenst, kunt u de temperatuur iets
wijzigen (zie hoofdstuk "Het wijzigen
van instellingen", paragraaf "Tempera-
tuur in de MasterFresh-zone (droog-
vak) wijzigen").
Tip: Wilt u bijvoorbeeld zeer delicate vis
bewaren, dan kunt u een lagere instel-
ling kiezen. Een iets hogere temperatuur
is aangenamer als u bijvoorbeeld kant-
en-klare voedingsmiddelen wilt bewa-
ren.
Mogelijke temperatuurinstellingen
De temperatuur in de koelzone kan wor-
den ingesteld van 2 °C tot 8 °C.
Voor het droogvak van de MasterFresh-
zone kan een temperatuur tussen ca.
-1 °C en 3 °C worden ingesteld.
79