5.10
De warmtepomp met change-
overklep installeren
Lijst met accessoires:
• Relay 24V with socket — 159484
• Duct sensor -30-70C (SAT) — 211524
• Surface sensor -30-150C (FPT) — 211523
• Transformer 24V — 202692
CB AI
SAT
CB GND
CB AO
HP
CB 24V
RL
Heating CB DO
HP
Heating CB 24V
CB DO
CB 24V
L
230 V~
N
Het installeren
1.
Installeer de verwarming- en koelingbatterij op ten
minste 100 mm afstand van het product in het
toevoerluchtkanaal.
2.
Installeer, indien nodig, de warmtepomp. Sluit de water-
pomp op het regerelais aan.
3.
Sluit het regelrelais aan op een vrije digitale uitgang op
de aansluitkaart.
4.
Sluit de startdraad van de warmtepomp aan op een vrije
analoge uitgang op de aansluitkaart.
5.
Sluit de startdraden van de koeling en verwarming op de
regelrelais aan. Sluit de regelrelais aan op beschikbare
uitgangen van de aansluitkaart.
6.
Bind de vorstbeveiligingssensor op het oppervlak van de
retourwaterleiding.
7.
Sluit de sensor voor de vorstbeveiliging aan op een vrije
analoge ingang op de aansluitkaart.
8.
Installeer de kanaaltemperatuursensor na de verwar-
ming- en koelingbatterij.
9.
Sluit de sensor voor de kanaaltemperatuur aan op een
vrije analoge ingang op de aansluitkaart.
10. Installeer een thermostaat om de vloeistoftemperatuur in
een leiding te meten als de warmtepomp deze functie
niet heeft.
11. Sluit de thermostaat aan op een vrije digitale ingang op
de aansluitkaart.
12. Sluit de netvoeding aan op alle regelrelais. Er is geen
stroomonderbreker inbegrepen en deze moet apart be-
steld worden. De stroomonderbreker moet in het elektri-
sche circuit geinstalleed worden..
CB AI
FPT
CB GND
CB DI
THS
CB 24V
RL
Cooling CB DO
HP
Cooling CB 24V
A1
A2
CWP
RL
Configureren:
1.
Ga naar het Service menu.
2.
Voer het wachtwoord in (standaard 1111).
3.
Stel het type verwarmer in Onderdelen � Verwarmer �
Change-over.
Stel het type koeler in. Onderdelen � Verwarmer �
Omschakeling.
4.
Als het product een interne elektrische verwarming heeft,
stel de verwarming dan in op inactief. Ga naar Service
� Uitgangen � ANALOOG � TRIAC-UITGANG � In-
actieve uitgang.
Ga naar het Service � Uitgangen � ANALOOG. Se-
5.
lecteer de analoge uitgang waarop de startdraad van de
warntepomp is aangesloten en stel de waarde in op Y1/
Y3 Change-over.
6.
Configureer het startsignaal voor verwarming. Ga naar-
Uitgangen � DIGITAAL. Selecteer de digitale uitgang
waaraan het regelrelais verbonden is en stel de waarde
in opStappen Y1 Verwarming.
7.
Configureer het startsignaal voor koeling. Ga naar Uit-
gangen � DIGITAAL. Selecteer de digitale uitgang
waaraan het regelrelais verbonden is en stel de waarde
in opStappen Y3 Koeling.
8.
Configureer de vorstbeschermingssensor (FPT). Ga
naar Service �Ingangen � ANALOOG. Selecteer de
analoge ingang waarop de sensor is aangesloten en stel
de waarde in op Vorstbeveiligingssensor (FPT).
9.
Stel de interne toevoerluchttemperatuursensor in op in-
actief. Ga naarService �Ingangen � ANALOOG � AI
2 � Inactieve ingang.
10. Configureer de kanaaltemperatuursensor. Selecteer de
analoge ingang waarop de sensor is aangesloten en stel
de waarde in op Toevoerluchtensor (SAT).
11. Configureer de thermostaat of het feedbacksignaal van
de temperatuur van de warmtepomp. Ga naar Ingangen
� UNIVERSEEL. Selecteer de universele ingang waar-
op de draad is aangesloten en stel de waarde in op Digi-
tale ingang � Change-over terugmelding.
12. Configureer de regeling van de warmtepomp. Ga naar
Uitgangen � DIGITAAL. Selecteer de digitale uitgang
waaraan de warmtepomp is verbonden en stel de waar-
de in op Start/stop pomp, Y1/Y3 Change-over.
23