Alarmmelding
Noodthermostaat
Terugmelding bypassklep
Terugmelding rotormotor
Rotorbeveiliging
Secundaire luchtklep
Buitenluchttemperatuursensor
Oververhittingssensor (OHT)
Toevoerluchtsensor
Kamerluchttemperatuursensor
Afvoerluchttemperatuursensor
Temperatuursensor extra controller
Ingebouwde vochtigheidssensor (RH)
Ingebouwde afvoerluchtsensor
10
Verklaring
De oververhittingsbeveiliging werd
geactiveerd.
Storing in de bypassklep.
Storing rotormotor warmtewisselaar.
Geen feedbacksignaal van de rotormo-
tor gedurende 180 seconden.
De rotor van de warmtewisselaar is
gestopt.
Geen rotatiebeschermingssignaal ge-
durende 180 seconden.
Geeft aan dat de secundaire luchtklep
defect is.
Geeft een storing van de buitenlucht-
temperatuursensor aan.
Geeft een storing van de oververhit-
tingssensor aan.
Geeft een storing van de toevoerlucht-
temperatuursensor aan.
Geeft een storing van de kamer tempe-
ratuursensor aan.
Geeft een storing van de retourlucht
temperatuursensor aan.
Geeft een storing van de extra regelaar
temperatuursensor aan.
Geeft een storing van de interne rela-
tieve vochtigheidssensor aan.
Geeft een storing van de interne retour-
lucht temperatuursensor aan.
Oplossing
Als de handmatige oververhittingsbe-
veiliging is geactiveerd, druk dan op de
rode knop op het verwarmingselement
om de status te resetten.
Als de automatische oververhittingsbe-
veiliging AAN staat, wacht dan tot de
temperatuur is gedaald.
• Koppel de voeding 10 seconden los
om de regelfunctie te resetten.
• Wacht tot de functietest van de by-
passklep voltooid is.
Als het alarm na ongeveer 3 minuten
opnieuw afgaat, neem dan contact op
met Systemair technische
ondersteuning.
Vervang een gebroken riem.
Controleer of de kabelconnectors stevig
zijn aangesloten.
Vervang een gebroken riem.
Controleer of de kabelconnectors stevig
zijn aangesloten.
Zorg voor een luchtspleet van 5-10 mm
tussen de rotatiesensor en de magneet.
Pas de opening, indien nodig, aan.
Controleer of de secundaire luchtklep in
de juiste positie staat.
Controleer of de kabelconnectors stevig
zijn aangesloten.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.
Zorg ervoor dat de sensor correct is
aangesloten en dat de kabel niet be-
schadigd is.