nl
Bedieningselementen
Afb. 2
Toets Aan/Uit
1
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
2
Temperatuurinsteltoets
Met deze toets wordt de
gewenste temperatuur ingesteld.
3
Temperatuurindicatie
Geeft de ingestelde temperatuur
van de diepvriesruimte aan.
Alarmtoets
4
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
5
Toets „super"
Voor het inschakelen van de
supervriesfuncties.
Zie hoofdstuk „Supervriezen".
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
Het apparaat met de insteltoets 1
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen. De
temperatuurindicatie 3 knippert en de
alarmtoets 4 brandt.
Druk de alarmtoets 4 in. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
Zodra de vriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, gaat
temperatuurindicatie 3 branden.
78
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Door het volledig automatische
■
No Frost systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is niet nodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Het apparaat beschikt over
■
deurontluchting om te voorkomen dat
er onderdruk ontstaat in de
vriesruimte, zodat de deur altijd
makkelijk geopend kan worden.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van –16 °C
tot –32 °C.
Temperatuur-insteltoets 2 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
indicatie 3 aangegeven.
Wij adviseren een instelling van –18 °C
voor de diepvriesruimte.