2-2-2. Individuele instelling
5
4
9
Nr.
Item
„Groepnaam"/„R.C.G.-naam"
„Aangep geb"
„Kmrtemp."
3
„An/Ut"
4
„Modus"
5
„Temperatuur"
6
„Temperatuur [Standaard Auto]" „Koel"*
7
„Temperatuur [Standaard Auto]" „Verw"*
8
„Vnt. Snlh"
9
„Lchtstrmrich."
„Anti-Vorst"
„Eco"
„Tmpbep"
„Filt.ind"
„R.C. Beperking"
„Mnslk snsr"
Overschakeltoets groep/R.C.G.
* „Temperatuur" wordt alleen weergegeven wanneer een eenheid met Aangepaste autofunctie is geregistreerd.
Opmerking
Standaard Auto:
Stel de richttemperatuur voor koelen en de richttemperatuur voor verwarmen apart in.Tijdens de Standaard Auto modus
werking, wanneer de kamertemperatuur de ingestelde temperatuur voor koelen overschrijdt, wordt de koelfunctie uitgevoerd,
en wanneer de kamertemperatuur beneden de ingestelde temperatuur voor verwarmen komt, wordt de verwarmenfunctie
uitgevoerd. (Kan alleen worden gebruikt, wanneer de instellen van de binnenunit compatibel met de functie geldig is.)
3
6
7
Selecteert de „Groepnaam" om in te stellen.
Voor batchinstelling wordt „Alle binnen dln" weergegeven.
Wanneer de momenteel weergegeven groep of R.C.G. in een speciale staat
verkeert, wordt er een pictogram weergegeven.
• Weergegeven staten wanneer er zelfs maar één eenheid in een speciale
staat verkeert
Pictogram
• Weergegeven staat wanneer alle eenheden in een speciale staat verkeren
Beheerde eenheid (wanneer alle binneneenheden niet de
hoofdbinneneenheid zijn en hoofdeenheid wordt beheerd of buiteneenheid
wordt beheerd)
Toont de kamertemperatuur.
Selecteert „Aan" of „Uit" als bedrijfsstaat.
Selecteert de modus. („Aut.", „Koel", „Drog", „Vent" en „Verw". Selecteerbare
stand is afhankelijk van de binneneenheid)
Selecteert de „Temperatuur" met 0,5 ºC (1 ºF) in eenheden. (behalve
wanneer „Vent" of „Uit" is geselecteerd)
Selecteert de „Temperatuur" wanneer „Koel" actief is en de „Temperatuur"
wanneer „Verw" actief is wanneer de werkingsmodus „Standaard Auto"
is. (Gebruikte binneneenheid en niet gebruikte buiteneenheid kunnen niet
samen worden gebruikt.)
Stelt „Vnt. Snlh" in.
„Auto", „Hoog", „Mid Hg", „Midden", „Mid Lg", „Laag", „Stil"
Stelt „Lchtstrmrich.". → Zie 2-2-2-1.
Stelt „Anti-Vorst" werking in. Selecteert „Aan" of „Uit".
Stelt „Eco" werking in. Selecteert „Aan" of „Uit".
Stelt „Tmpbep" in. → Zie 2-2-2-2.
Reset „Filt.ind". (Totale bedrijfstijd wordt gereset.)
Stelt „R.C. Beperking" in. → Zie 2-2-2-3.
Stelt „Mnslk snsr" in. → Zie 2-2-2-4.
Schakelt over tussen groepweergave en R.C.G.-weergave.
8
Beschrijving
Staat
Noodstop
Onderhoudstand
Koelmiddellekkage
Fout
Ontdooien
Olieherstel
Pictogram
Staat
Discrepantiestand
Master gecontroleerde
Test
Pomp omlaag
Extra voeding
―
―
Nl-19