5.3.6 Instelling van het serienummer van het keypad
Bij eerste inschakeling toont het toetsenbord de tekst NIET
AANGESLOTEN. Ga als volgt te werk om de centrale de mogelijkheid
te bieden om toetsenbord nummer 1 te herkennen (het enige
toetsenbord dat standaard door de centrale kan worden herkend):
1. Druk op de prog-toets van het keypad, in het display verschijnt de tekst
1 Bus config. gevolgd door twee verticale pijlen (omhoog en omlaag).
2. Druk op de bevestigingstoets
3. Voer het serienummer van het eerste toetsenbord in door
achtereenvolgens de cijfers 001 in te toetsen. Druk vervolgens op de
bevestigingstoets.
4. In het display verschijnt nu de tekst SERIËLE COM. Snelheid: met het
voorstel "38400".
5. Druk op de bevestigingstoets.
» Keypad 1 wordt nu door de centrale geladen en kan worden
gebruikt om het systeem in te schakelen, uit te schakelen en te
configureren.
5.3.7 Totale inschakeling van het alarmsysteem
1. Voer met behulp van het toetsenbord een geldige gebruikerscode in
(standaard 111111), gevolgd door de ON-toets.
2. Op het toetsenbord verschijnt een bevestigingsmelding: 'ALLES
INSCHAKELEN?'.
3. Bevestig uw keuze met de bevestigingstoets.
4. Op het toetsenbord verschijnt een bevestiging: 'INSCHAKELING
UITGEVOERD'.
5.3.8 Gedeeltelijke inschakeling van het alarmsysteem /
uitvoering van een scenario
1. Voer met behulp van het keypad een geldige gebruikerscode in
(standaard 111111), gevolgd door de toets voor Deel 1 of Deel 2.
2. Gebruik indien nodig de navigatietoetsen omhoog en omlaag om
een ander scenario dan het aangegeven scenario te kiezen. Druk
vervolgens op de bevestigingstoets.
3. Op het toetsenbord verschijnt een bevestiging: 'INSCHAKELING
UITGEVOERD'.
5.3.9 Totale uitschakeling van het alarmsysteem
1. Voer met behulp van het toetsenbord een geldige gebruikerscode in
(standaard 111111), gevolgd door de OFF-toets.
2. Op het toetsenbord verschijnt een bevestiging: 'UITSCHAKELING
UITGEVOERD'.
3. Als het systeem wordt uitgeschakeld, wordt een eventueel actief alarm
binnen enkele seconden gedeactiveerd.
5.3.10 Een alarm uitzetten wanneer het systeem is uitgeschakeld
1. Voer met behulp van het keypad een geldige gebruikerscode in
(standaard 111111).
2. Zodra de code is herkend, drukt u op de prog-toets tot op het
keypad de tekst 'OPDRACHT UITGEVOERD' verschijnt.
3. Vervolgens wordt het alarm uitgezet.
5.3.11 Toegang tot programmering als gebruiker
1. Voer met behulp van het keypad een geldige gebruikerscode in
(standaard 111111).
2. Druk op de prog-toets.
3. Op de eerste regel van het display van het keypad verschijnt
de tekst. "Beh. systeem", ten teken dat u de systeemopties kunt
weergeven of aanpassen.
5.3.12 Toegang tot de programmeermodus als
installateur (installateurcode activeren)
√ De installateurcode moet door de gebruiker via de
volgende procedure worden geautoriseerd:
1. Open de programmeermodus als gebruiker (zie de vorige
paragraaf).
2. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om op de
tweede regel van het display het menu OPDRACHTEN te
selecteren en druk op de bevestigingstoets. Op de eerste regel
van het display verschijnt de tekst "OPDRACHT".
3. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om op de
tweede regel de optie "INSTALL. ACTIVEREN GENEREREN?"
te selecteren en druk op de bevestigingstoets. Op het display
verschijnt de tekst "OPDRACHT UITGEVOERD".
4. Druk op de C-toets totdat u alle menu's hebt verlaten (totdat op
het toetsenbord de datum en tijd worden weergegeven).
5. Voer met behulp van het keypad een geldige installateurcode in
(standaard mastercode 001961).
52
.
6. Druk op de prog-toets.
7. Op de eerste regel van het display van het keypad verschijnt
de tekst 'Hoofdmenu' en op de tweede regel de tekst 'Prog.
parameters", ten teken dat u de systeemopties kunt weergeven
of aanpassen.
8. Vanuit deze positie kunt u met de navigatietoetsen zowel het
menu "Beh. systeem", oftewel het gebruikersmenu, als het menu
"Progr. parameters" dat het voor de installateur gereserveerde
menu is, selecteren.
9. Druk op de bevestigingstoets om naar de bijbehorende
submenu's te gaan.
5.3.13 Wijzigen datum en tijd
√ Voor het wijzigen van de datum en tijd van het keypad
moet de programmeermodus geopend zijn.
Als installateur:
1. Open de programmeermodus als installateur (zie de betreffende
paragraaf).
2. Met de navigatietoetsen selecteert u "Beh. systeem", waarna u
verder gaat als gebruiker.
Als gebruiker:
1. Open de programmeermodus als gebruiker (zie de betreffende
paragraaf).
2. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om op de
tweede regel van het display het menu Opties te selecteren en
druk op de bevestigingstoets.
3. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om op de
tweede regel van het display de optie 'Datum/tijd wijzigen' te
selecteren en druk op de bevestigingstoets.
4. Op de eerste regel verschijnt de aanduiding DD-MM-JJ (dag,
maand en jaar) en op de tweede regel verschijnt de datum van
de centrale.
5. Gebruik de numerieke toetsen om de datum in te voeren (bijv.: 1
september 2012 wordt 010912). Bevestig vervolgens uw keuze.
6. Op de eerste regel van het display verschijnt nu de aanduiding
UU-MM (uur en minuten) en op de tweede regel verschijnt de tijd
van de centrale.
7. Voer het uur in de aangegeven notatie in (bijv. dertien uur en
vijftien minuten wordt 1315). Bevestig vervolgens uw keuze.
8. Zodra de bewerking voltooid is, verschijnt op het display de tekst
'PARAMETER GEWIJZIGD'.
9. Druk eenmaal op de C-toets om een niveau hoger in het menu
te gaan, of druk meerdere malen op de C-toets totdat op het
keypad de datum en tijd worden weergegeven.
5.3.14 Acquisitie van een RFID-sleutelcode via het
keypad
1. Voer met behulp van het keypad een geldige installateurcode in
(standaard mastercode 001961).
2. Druk op de prog-toets.
3. Op de eerste regel van het display van het keypad verschijnt
de tekst 'Hoofdmenu' en op de tweede regel de tekst 'Prog.
parameters", ten teken dat u de systeemopties kunt aanpassen.
4. Druk op de bevestigingstoets om naar de bijbehorende
submenu's te gaan.
5. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om
het submenu 'ProxSleutel' te selecteren. Druk op de
bevestigingstoets.
6. Op het display verschijnt de tekst 'Sleutel 1' en daaronder
de parameter die u kunt bewerken (in dit voorbeeld is dat
'Beschrijving').
7. Selecteer met de navigatietoetsen (links en rechts) het
sleutelnummer voor acquisitie.
8. Druk op de bevestigingstoets als u de beschrijving wilt wijzigen
en bevestig uw keuze om te beginnen met aanpassen, of druk
op de C-toets om de beschrijving ongewijzigd te laten.
9. Gebruik de navigatietoetsen (omhoog en omlaag) om het
submenu 'Acquisitie' te selecteren. Gebruik nogmaals de
navigatietoetsen om het apparaattype waarvan u de sleutelcode
wilt verwerven en het adres op de bus te selecteren en druk
nogmaals op de bevestigingstoets.
10. Het display toont de tekst "Acq. sleutel: Aan de gang..."
11. Houd de sleutel bij de RFID-lezer. De tekst 'wordt uitgevoerd...'
verandert nu in 'Acquisitie uitgevoerd'.
12. Druk op de bevestigingstoets. Op het display wordt de kleur van
de kunststof behuizing van de sleutel vermeld.