S
CANNEN NAAR NETWERK
Voordat u uw bestand naar een bestandsserver verzendt, moet u profielen opstellen om
het proces te versnellen. Een profiel bevat een lijst met archiveringsparameters zoals uw
archiveringsprotocol, de map, een bestandsnaam en andere scanparameters.
OPMERKING
U kunt maximaal 50 profielen maken. Zie
Met de opties die beschikbaar zijn op het aanraakscherm kunt u netwerkgegevens invoeren
en de uit te voeren scans naar wens aanpassen.
1
2
3
4
5
6
NR.
KENMERK
1
Others
(Overige)
-
PC
OPTIE
SubFolder
User defined
(Submap)
(Aangepast)
Duplex Scan
UIT, Right&Left
(Dubbelzijdig
(Rechts en links),
scannen)
Top (Bovenaan)
Cont. Scan
UIT, AAN
(Doorlopend
scannen)
Direction
Left Edge
(Invoer-
(Linkerrand), Top
richting)
Edge (Bovenrand)
Grijswaarden
UIT, AAN
FileFormat
Colour (Kleur):
(Bestands-
PDF, TIFF, JPEG,
indeling)
XPS
Mono (Grayscale )
(Zwart/wit
(grijswaarden)):
PDF, TIFF, JPEG,
XPS
wart/wit (binair)):
PDF, TIFF
Bediening > 121
'Profielen beheren' op pagina
BESCHRIJVING
Voer de submap in waarin het gescande
document moet worden opgeslagen.
Selecteer de inbindpositie van de
ingebonden originelen.
Hiermee kunt u doorgaan met het
scannen van meer documenten. Hiermee
kunt u meerdere losse vellen of
originelen combineren in één enkele
kopieeropdracht. Zie
mode (modus Doorlopend scannen)' op
pagina 127
voor meer informatie.
Geef de richting op van de rand waarmee
het document in de automatische
documentinvoer wordt ingevoerd of op
de glasplaat wordt gelegd.
Selecteer AAN om in grijswaarden af te
drukken.
Selecteer de gewenste bestandsindeling.
124.
'Continuous scan